Kwartierstaat Brouwer – Generatie 17

> Generatie 18


69280  Dirck Jansz van der Croft

Kinderen:

1  (?) Heijnric Dircxz van der Croft, overleden > 22 januari 1469

Jan Dircxz van der Croft


69282  Coppairt Henrijcxz, geboren ca. 1430, overleden 1505-1508 te Kethel

Op 19 maart 1492 verklaren Coppairt Heijnrijcsz, zijn schoonzoons en zijn dochter Barbara, dat Jan van der Croft Dircxz een stuk zal krijgen als betaling voor het bij huwelijkse voorwaarden toegezegde bedrag.

In 1505 krijgt het Sint Ursulaconvent te Schiedam van Coppert Heijnricksz een stuk land, gedeeltelijk gemeen met hemzelf en met de kleinkinderen van Jan Vercroft. Op 3 maart 1508 worden Jan van Crocht en kinderen vermeld als erfgenamen van Coppert Heijnriksz.

Kinderen:

Barbara Coppairts


80896  Jan Jansz Gael, zoon van (?) Jan Bernardsz Gael

Vermeld in 1503 te Assendelft in het nooren van Kerk. In 1509 vermeld als “man van grafelijkheid”.

Kinderen:

Hendrick Jansz Gael


81976  Jan Dirckx die Cruijff, zoon van Dirck Jansz de Cruijff en Wendelin NN, overleden 1521-1523

Gehuwd met

81977  Elisabeth van Bemmel, dochter van Gerard van Bemmel

Op 24 maart 1503 is Jan de Kruif Dirksz beleend met 14 hont in het gerecht Wijk bij Duurstede in de Wegemaat, strekkend van Wijkersloot tot de Oude wetering, voor Elisabeth van Bemmel, zijn vrouw, bij dode van Willem, haar broer, waarna overdracht aan Gijsbert van Bemmel, met lijftocht van Marcelis, diens vader.

Op 5 september 1515 is Jan de Kruif Dirksz door de Proosdij Oudmunster beleend met de helft van 7 morgen de nedereng in het kerspel Wijk in het Middelbroek in het gerecht van de jonkheer van Gaasbeek, genaamd Bitterskamp, bij overdracht door Nikolaas Willemsz, bevestigd door Celij, dochter van Jan Goes, diens vrouw, met lijftocht van Gijsbert, dochter van Gerard van Bemmel, zijn vrouw. Op 1 februari 1523 Dirk de Kruif bij dode van Jan, zijn vader.

Op 12 maart 1521 is Jan de Cruijf door de hofstede Culemborg beleend met 4 morgen in Wijk, genaamd Distelkamp en Korte Geer, strekkend van de hofstede van de leenman tot de heer van Abcoude met Paatsenkamp. Op 10 februari 1524 Dirk de Cruijf Jansz voor Willem de Cruijf, zijn broer, bij dode van Jan, diens vader.

Uit dit huwelijk:

Dirck Jansz de Cruijff

2  Willem Jansz de Cruijff

3  Gerike Jans de Cruijf, overleden 1584-1585. Gehuwd met Hendrick Willemsz Noeijtman


82088  Lambert Maurijnsz Vermeij, overleden > 28 januari 1529

Gehuwd met

82089  Johanna Hoevenaer, dochter van Nikolaas Jansz Hoevenaar en Machteld Sandersz, overleden < 3 oktober 1540

Op 19 december 1495 Jan Schonauen, Janne, zijn zuster, gehuwd met Lambert Maurijnsz, en Heilwig, haar zuster, gehuwd met Anton van Brederode, bastaard, die ten eigen kregen van Herman van Hamersveld, raad, dragen over aan Nikolaas Hoevenaar de helft van 3½ morgen land boven de stad Vianen in de Haag in het land van Hagestein, strekkend van de Haagwetering over de dijk tot de kil, voor het altaar van Onze Lieve Vrouwe ter nood of de vikarie van St. Anna in de kerk van Vianen voor een wekelijkse mis op dinsdag volgens testament van Francois van Brederode, zolang Janna Hoevenaar, zijn moeder, f 6 rijns op een huis in Vianen niet heeft gemortificeerd, en zij geven ook een viertel in Boekop.

In september 1505 wordt Lambert Vermeij door de heren van Vianen beleend ten behoeve van zijn vrouw met de helft van 3½ morgen land boven de stad Vianen in de Haag in het land van Hagestein, strekkend van de Haagwetering over de dijk tot de Kil. Op 28 januari 1529 wordt het leen belast voor Onze Lieve Vrouwe ter noodt te Vianen met f 16 rijns door Lambert Maurijnsz, gehuwd met Johanna. Op 3 oktober 1540 Nikolaas Vermeij Lambertsz alias Hoevenaar bij dode van Johanna, dochter van Nikolaas Hoevenaar, zijn moeder, te versterven in de boedel met f 200.

Uit dit huwelijk:

Nicolaes Vermeij


82160  Volcken Gerritsz Both, zoon van Gerrit Volckensz Both en Grietje Hendricks Botter, kerkmeester van Onze Lieve Vrouwenkapel te Amersfoort (1541), geboren ca. 1480, overleden 1559-1565. Gehuwd met Willemtgen Thomas, overleden > 11 oktober 1542

Gehuwd met

82161  Belia Gerrits, dochter van Gerrit Pietersz Stam en Wendelmoet van Zijl, overleden 1514-1515

Op 14 maart 1517 ‘septeima post reminiscere’ Jacop Janss ende sijn wijff hebben opgegeven ende opgedragen aan Meijster Evert van Lieler, den eijgendom vande husijnge ende huerweer vander hoffstede gelegen indie Langstraet, behoudelick Volcken Bot een pont 9 scellinge vande hofstede des jaers.

Op 11 oktober 1520 ‘quinta post Victoris’ Volcken Bot heeft beliet iairlix te renten dre Rins gulden 16 Hollantsche stuver de weerde dair voir aan Roloff Wouters. Te betalen iairlix Lamberti te lossen de penninc 16 an alle Hollantsche paijment mit de onbetaelde verscenen renten na beloip der tijd.

Op 9 maart 1521 ‘etem septima ante Letare’ verkoopt Volcken Bot een steen van diamant aan Aert van Hulst. Barbara van Renen ende Eerst van Oudenbornevelt hebben getuijcht etc dat zij daer bij ende over gewijst hebben dat Volcken Bot vercoft heeft Aert van Hulst een steen van diamant.

Op 13 maart 1523 ‘sexta ante Letare’ Volcken Bot ende Willam sijn wijff hebben te goede gescouden allsulcke recht ende toe seggen sij hebben aen de rechte helft van een stuc lants buten de Utrechsche Poirt, overgedragen door Dijrck Dijrckz ende Cornelia sijn wijff (zus en zwager van Volcken). Op dezelfde dag verklaren Volcken Bot ende Willam sijn wijff hebben belijt sculdich te wesen aan Dijrck Dijrckz ende Cornelia sijn wijff tot behoeff sijn dochter de hij bij Peter van Westrenen dochter behouden heeft, 25 Rijnssche gulden current sestien 16 Badensche braspenningen off paijment der weerde daer voir. Als onderpand ‘uut all sulc goet sij hebben off vercrigen moegen inden gericht van Amersfoert’. Mit voirwerden dat sij de gelden onder houden moegen ende geven Dijrck voirscreven tot behoeff dat kijnt (ten behoeve van dat kind) voirscreven daer jairlix ofte reijnten (daarvan jaarlijks te renten) van 20 penningen eens solvidur (betalen) jairlix mitte onbetaelde reijnten  ter tijt hoe sij de principaell hoeff som (hoofdsom) betaelt hebben mit de onbetaelde reijnten nae beloip der tijt (na verloop van tijd). Op 15 juli 1523 ‘quarta post Margarethe’ Volcken Bot ende Willam sijn wijff hebben gemaickt aan Anna, Thomas IJsackz dochter, zijns wijffs zuster, thebben half all suls goet hoir aen gecomen is ende aen bestorven is van doede Thomas voirscreven.

Op 18 oktober 1525 ‘quarta ipso die Lucie’ Peter van Herdevelt tot behoef den armen die Pot van Jacop van Dolre als een overste burgermeister ende van wegen Gerit van Dashorst erfgenamen opgegeven ende opgedragen. Ende des voirscreven eijgendom is vercoft ende mit allen recht verwonnen voer 17 gaude Leuwen jairlixs renten den Armen van die Pot daer uijt hebben ende 16 jaer achterstallige pachten ende hier of is kont ende wert gedaen Ijtgen Gerit Van Dashorst wedue ende Alijt haer dochter ende Jan Janz Margriet haer dochter man geweest is ende de momber van zijn onmondige kinderen Evert Albertz Thonis Bernt schoen zoen ende Hilitgen Willem Goertz wedue als erfgenamen van Gerit van Dashorst ende oick is kont ende wert gedaen Jaop Thoniss alzoe ende Volcken Bot ende Heijnrick van Westrenen als erfgenamen van Gerit Bot ende Beatruijt Pijels als erfgenamen van Jan Pijel haer broder of zij enich opseggen recht ofte toeseggen mochten hebben aen den voerscreven hofstede in enige wijse.

Op 2 maart 1527 ‘septima post Mathie’ Evert Bartz ende Weijm zijn wijf scelden te goede Volcken Bot ende Willem zijn wijf alsulcke recht ende toeseggen zij hebben aen een hof de helft gelegen op Blomendal. Op 2 juli 1527 ’tertia Visitationis Marie’ Gerit Diricxz ende Anna zijn wijf scelden te goede Volcken Bot ende Willem zijn wijf die helft van een hofste gelegen op Havick gemeen mit Volcken Bot.

Op 21 juni 1540 ‘secunda ante Johannis Baptiste’ Volcken Bot en zijn wijf Willemtgen lenen 3 Philippusguldens te lossen de penning 20 aan Arijs van Westrenen en zijn wijf Alijdt. Op 10 maart 1541 ‘donderdag post Invocavit’ heeft Volcken Bot en zijn wijf Willem deze rente overgegeven aan Meus Petersoen ten behoeve van de Sint Anna Capel. Ook op 21 juni 1540 Volcken Bot en zijn wijf Willemtgen lenen 3 Philippusguldens aan rente, te lossen de penning 20 te betalen Johannis Baptiste te midsomer, aan Gherijt van Westrenen en zijn wijf Henrickgen. Op 19 juni 1541 ‘sexta in profesto Lamberti’ geven zij de rente over aan de heren deken en het capittel van de Sint Joriskerck. Als Gerijt van Westrenen en zijn wijf Henrickgen en Andries van Westrenen en zijn wijf Alijdt enige hinder, schade of gebrek kregen aan het land dat Volcken en zijn wijf hadden liggen op Hamertfelt en dat Geijt en Andries gekocht had van wijlen Gerijt Volckensoen, dat zij de schade verhalen kunnen aan het goed dat Volcken en zijn wijf bezitten. Op 18 april 1543 ‘quarta post Tiburtii’ verklaren Gherijt van Westrenen en Frans Bot, als twee vierdelen van vaderszijde, Loich Hermansoen en Herman Botter, als twee vierendelen van moederszijde, van het nagelaten kind van zalige Andries van Westrenen, en Splijnter van Westrenen als momber van dit kind, gezamenlijk dat als Alijd weduwe Andries van Westrenen of haar erfgenamen enige hinder of schade krijgen van iemand met rechten op de helft van zestig philippusgulden die Alijdt met haar man op maandag voor Johannis Baptiste anno 1540 aan Volcken Bot en zijn huisvrouw Willemtgen voor het gerecht van Amersfoort in zegel en brief beleden hebben, dat zij dan die schade altijt zullen mogen verhalen aan alle goed dat het onmondige kind in het genoemde gerecht, behalve als deze helft van deze belijding afgelost is, dan zal deze verhaling dood en teniet wezen.

Op 29 oktober 1540 Tonis Brant, momber van Dirick, Harmgen, Stijngen en Merrijtgen Dirickss, onmondige kinderen van zaliger Dirick Dirickss, voor een vierde deel, Volken Bot Gerritss, voor een vierde deel van vaderswege, Henrick Sael Janss en Arijs Bot Peterss, elk voor een vierde deel van moeders wege. Zij verkopen aan Cornelis Hesselss en zijn vrouw Fensgen het achtste deel van 5½ dammaten land, genaamd Die Brede Haer in de Haar.

Op 28 augustus 1542 ‘secunda in profesto Decollationis Jois’ schelden Volcken Both en zijn wijf de helft van negen gouden arnoldusgulden aan erfelijke rente tegoed die zij jaarlijks van Henrick Pot en zijn wijf Jacopgen hebben uit het huis en hofstede gelegen aan Den Hoff waar genoemde Henrick inwoont.

Op 11 oktober 1542 ‘quarta post Victoris’ Volcken Bot en zijn wijf Willemtgen hebben verklaard dat zij Alijdt en Jannitgen, Wulfer Verhoeren twee dochters, zo lang deze leven zullen en niet langer, verkocht hebben het huis hof hofstede en werf vooraan gelegen op Havick. Met de voorwaarde dat Alijdt en Jannitgen gedurende hun leven dit huis wanddicht en dakdicht houden op hun kosten en dat zij dit huis hof hofstede en werf hun levenlang gebruiken zullen zonder iets daarvoor te geven, zo zij Volcken daarvoor eerder vier en vijftig karolusgulden betaald hebben. Volcken met zijn wijf hebben verder verklaard dat zij Alijdt en Jannitgen dit huis altijd vrijwaren zullen van de commer of rente die daaruit zouden mogen gaan. Als Alijdt en Jannitgen gedurende hun leven ooit enige hinder schade of gebrek kregen, dan zullen zij de schade altijd mogen verhalen aan alle goed dat Volcken en zijn wijf hebben of nog verkrijgen mogen in het gerecht van Amersfoort.

Op 7 september 1553 verkoopt Volcken Both de helft van een hofstede gelegen achter Sint Aechten Convent, gemeen met zijn kinderen, aan Anthonis Buijs en zijn vrouw Alijdt.

Op 21 februari 1559 verkoopt Volcken Both de helft van vier cameren gelegen op Havik aan zijn zoon Thomas Both. Volcken Both behoudt zijn lijftocht. Op 5 en 10 september 1565 zijn de erfgenamen van Volcken Both genoemd als belenders aan een stuk land genaamd ‘den Hoogen Camp’ gelegen in Bloemendalre Eijng.

Uit dit huwelijk:

Thomas Both

2  Anna Both, overleden 1575


82162  Hendrick Engbertsz de Borch, klokken- en busgieter, overleden 1532-1534

Gehuwd met

82163  Antonia NN. Gehuwd met Jan Tolhuis, klokkengieter, stadsklokken- en geschutsgieter van Utrecht, overleden ca. 1558

Henricus de Borch is in Utrecht voor het eerst in 1511 vermeld. Klokken van hem zijn bekend uit de periode 1511-1532. De gieter bemoeit zich ook met de plaatselijke politiek hetgeen hem bijna zijn leven heeft gekost. Rond 1528 weet hij echter de wijk te nemen, doch kan het daarop volgende jaar alweer terugkeren en zijn beroep uitoefenen (Bron: C.N. Fehrmann, De Utrechtse klokgieters en hun verwanten. In: Klokken en Kokkengieters. Culemborg, 1963).

Uit dit huwelijk:

Cornelia Hendricks de Borch

2  Aeltgen Hendricks de Borch. Gehuwd met Adriaen van Ammelroij, klokkengieter

3  Johannes de Borch, klokkengieter (1556-1580), overleden ca. 1580

4  Anthonius Henricxz de Borch, klokkengieter (1559-1569), stadsklokken- en geschutsgieter van Utrecht (1559), overleden 1576


82164  Johan Bogaert, raad van Utrecht (1546-1549), rentmeester van het St. Margrietengasthuis te Utrecht, zoon van Wouter Jansz Uijttenbogaert en Ermengarde Dibbouts, geboren ca. 1500, overleden 1573, (?) begraven te Veenendaal

Gehuwd met

82165  Maria de Coninck, dochter van Frederick de Coninck en Marrichjen NN, overleden 1574

Op 16 mei 1534 verklaart Jelis Willemss te Houten schuldig te wesen aan Jan Bogaert 22 stuivers. Op 20 juni 1534 verklaart Cornelis Henrickx int Goij schuldig te wesen aan Jan Bogaert 5 gulden.

Rekeningen van het Sacrementsgilde te Wijk bij Duurstede, 1547-1548: Ick Jan Bogaert beken van Mijer Antoness als Bruederscap in dije stat causen van XXII paer dije Volken gheven utgaende Sacramentij anno dair van goeder getalinge sijt ghescreven set II gulden. 1548-1549: Ick Jan Bogairt beken mijt desen dat ick ontfangen heb van Mertijn Janss als prockatoir van dat Heilech Sacrament Broderscap tot Vijck XVIIII gulden ende dat ter causij van XXV torssen dat stuck van VII stuver ende XXVI torssen ellex van VII½ stuver, dije ick ghelevert heb in dijt voirscreven jair in kennisse der vairheijt heb ick dijt ghescreven den VIII junio anno VXc XLI Jan Bogairt. Gegeven Jan Bogaert voer ennenwijftich toerssen die XXV toerssen dat stuck voer VII stuvers ende die XXVI toerssen elken toers voer VII½ gulden nae vermogen sijn hantscrijft daer ick weder of wercoft heb XXI toerssen die ick van naem te naem ghenoemt heb die die toerssen ghehadt hebben als men in die quijtancij van Jan Bogaert wijnden sal sers comp die broeders dit jaer nijet ner te betaellen dan XXX toerssen ende comp der samen van X gulden XII½ stuver. Noch heb ick I paer toerssen verbrent meer dan ick gerekent heb XV stuvers. 1549-1550: Gegeven Jan Bogaert van XXI paer toertssen dat paer XV stuvers nae vermogen sijn hantscrift daer ick weder III paer aff vercoft heb dwelck ick bij mijn onfanck gestelt en geset heb ende dese XXI paer toertsen comen ter somme van XV gulden XV stuvers. 1552-1553: Gegeven Jan Bogairt voor I pair toortsen XV stuver.

Op 12 oktober 1559 zegelt Jan Bogairt, borger te Utrecht, een pachtbrief voor Cornelis van den Bosch, borger tot Utrecht, vanwege en ten behoeve van Gijsbert Roelofss van Baern, onmondig, 9 morgen 4 hont en 2½ morgen omschreven als 22 november 1520, te Schonouwen.

Op 29 juli 1563 Cornelis Cornelisz van Amerongen en Elbert Corss van der Meij, schippers, ontvangen van Jan Bogert, Lubbert van Compostell en Jonge Jan Bogert.

Item in obitu (1573) matris domini Johannis Bogaert semel fuit pulsatus Martinus unde recepi – III flor (bron: Recepta ex pulsatione campanarum in funeribus defunctorum. Archief Domkapittel no 651 en 702).

Uit dit huwelijk:

Geurt Bogaert

2  Frederick Bogaert, advocaet in de hove van Utrecht, overleden 1604-1609. Gehuwd met Weijndelmoet van Loon, begraven 30 maart 1593 te Utrecht. Gehuwd op 15 januari 1594 voor het gerecht te Utrecht met Anna Cornelis de Lijster, begraven 22 augustus 1602 in de Buurkerk te Utrecht. Gehuwd op 14 februari 1604 te Utrecht met Caecilia Willems

3  Jan Bogaert, deken van de St. Pieter te Utrecht, kanunnik en stadhouder van het Leenhof van de proosdij van de St. Pieterskerk te Utrecht, rentmeester van het St. Margrietengasthuis, overleden 12 februari 1592. Gehuwd met Crijntje Floris van Vianen

4  Willem Bogaert, kanunnik van de St. Jan te Utrecht, vicaris ten Dom te Utrecht

5  Bertha Bogaert, overleden < 1 september 1581. Gehuwd met Lubbert Willemsz van Compostell, burgemeester van Utrecht


82166  Dominicus Aertsz van Honthorst, zijdelakenkoper, raad (1560-1567) en schepen (1568) van Utrecht, zoon van Aert Jansz van Honthorst en Diewer NN, geboren ca. 1500, overleden 1572-1573

Gehuwd < 1525 met

82167  Gerborch Gerrits, dochter van Gerrit Pietersz Stam en Wendelmoet van Zijl, geboren ca. 1500, overleden < 30 juli 1558

In 1525 is het testament opgesteld van Dominicus Aertsz van Honthorst en zijn vrouw Borge. Op 22 juni 1535 Jasper Jansz bespreekt Jacob, Dominicus en Sophia, kinderen van Aernt van Honthorst, zijn ooms en tante, zijn geld etc.

Op 11 mei 1558 heeft Dominicus Aartsz van Honthorst een losrente afgelost uitgegeven door de centrale regering te Brussel ten laste van de Utrechts domeinen. In 1569 een lijfrentebrief van de stad Utrecht voor Dominicus Airtsz van Honthorst op het leven van Gerrichje Cornelisdr, oud 28 jaar.

Item in funere (1572-1573) Dominici Arnoldi de Honthorst bis fuit pulsatus Martinus unde recepi – VI flor (bron: Recepta ex pulsatione campanarum in funeribus defunctorum. Archief Domkapittel no 651 en 702).

Uit dit huwelijk:

1  Aert van Honthorst. Gehuwd met Belichjen Zijll

2  Anthonius Dominicusz van Honthorst, begraven 5 april 1622 te Utrecht. Gehuwd met Aeffgen Dircks van den Berch, begraven 24 april 1602 te Utrecht

Wendelmoet van Honthorst

4  Gerrit Aertsz van Honthorst, ziepzieder, cameraar (1568-1578), raad en vroedschap van Utrecht, hoogheemraad van de Lopikerwaard, overleden en begraven 15 december 1604 te Utrecht. Gehuwd met Alida Robbert Drunen, overleden en begraven 6 november 1604 te Utrecht


82172  Herman van Bochoven, zoon van (?) Bernt van Blochoven

Op 17 oktober 1549 Pons Vvijtenbroeck, substituut schout, Dirck van Doijenborch en Johan van Renesse van Cuijlenborch, schepenen van Utrecht, oorkonden dat Jutgen weduwe van Tonis Thoeniss, Thonis Thoniss haar zoon, Cornelis Hermanss voor zichzelf en voor Dirckgen zijn vrouw, Beernt Hermanss voor hem en Joostgen zijn vrouw, Henrick Janss voor hemzelf en Anna Thonisdochter zijn vrouw, bij wie zij wettig nageslacht hebben, Aert Hermanss en Weijntgen Tonisdochter hebben verklaard, ook namens de minderjarigen Steven van Blommendael en Nellichgen en Grietgen Thonis dochters te hebben opgedragen aan de abt van Paderborn het hofhorige goed Bitterschoten, waarop deze dit vervolgens heeft overgedragen, onder kwijtschelding van de hofhorigheid, aan heer Johan van Cuijlenborch heer van Renswoude, bovendien hebben zij verklaard van deze de koopsom van dit goed ontvangen te hebben. Tevens verklaarde Reijer Goeriss, mede namens zijn vrouw Beatrice, voldaan en betaald te zijn voor alle recht dat hij aan dit goed had.

Kinderen:

Beernt Hermans van Bochoven

2  Cornelis Hermansz. Gehuwd met Dirckgen Tonis

3  Aert Hermansz. Gehuwd met Weijntgen Tonis


85632  Herman Bitter van der Marssche, dienstman van de Bisschop van Utrecht, geboren ca. 1435 te Zwolle, overleden 1502. Gehuwd in 1488 te Vollenhove met Catharina van Wengelo

Gehuwd met

85633  Nelle Comans, overleden < 1488

In 1467 verklaart Evert van Wijtmen, rentmeester van Zallandt, in aanwezigheid van Henrick Ahuijs en Herman Bitter als dienstlieden, dat Geerlijch van Venen, dienstman van de bisschop van Utrecht, afgezien heeft van zijn dienstmanschap en in aanwezigheid van Thones van Wije, Johan Luijkenss en Johan Stackenberch, als vrijen van de hof van Wije, opgenomen is in de vrije echt van de hof van Wije.

Op 1 augustus 1470 is Herman Bitter beleend met ‘dat goet to Scerpenzele, ghelegen in het kerspel Olst’ na opdracht door Evert van Wengele. Op 27 juli 1497 is Herman Bitter opnieuw beleend. Op 16 maart 1503 is Bitter then Meersch beleend, na dood van zijn vader Herman Bitter.

Op 14 april 1477 oorkondt Ludeken van Mijddele, richter te Olst, dat Steven van Wengele en zijn vrouw Dedele en de gebroeders Johan en Ruerik van Wengele, zonen van Reijner, geruilt hebben met Herman Bitter, de goederen die zij in de buurschap Scherpensele hadden liggen, behalve hun aandeel in de goederen, die buitendijks liggen op de Waerdt, tegen 3½ morgen land in het kerspel Olst, in de buurschap Scherpensele in de Haverslach, strekkende van de weg tot aan de wilghagen op het land van Hermen Luese, belend door Hermen zelf en de gemene weg. Eveneens dat Evert van Wengele Reijnerssoen en zijn vrouw Griete getransporteerd hebben aan Hermen Bitter al hun land in de buurschap Scherpensele. Op 19 april transporteren Evert van Wengele Reijnerssoen en zijn vrouw Griete aan Hermen Bitter de 3½ morgen land dat ze eerst met hem verwisseld hadden.

In 1478 verklaren Beernt van Merne en Derick van Hattem, schepenen van Swolle, dat Herman Bitter en Nelle, zijn vrouw, aan Johan Gijsbertssoen en Elsebe, zijn vrouw, hun huis verkocht hebbe, dat bezwaard is met een jaarrente van 3 Rijnsche gulden en dat tussen het huis van Derick Dorre en het huis van Johan Albertssoen in de Zassinckstrate gelegen is en dat zich voor van de straat tot achter aan het huis, dat van Johan Henrickssoen was, met een gemeenschappelijke steeg tot in de Coestrate uitstrekt.

In 1480 verklaren Evert Vriese en Geert Geije, schepenen van Swolle, dat Tijdeman ten Busch aan de Sacramentsbroederschap in de sante Michielskercke in Swolle een jaarrente van 5 overlandse gouden Rijnsche gulden verkocht heeft, gaande uit zijn huis, dat reeds bezwaard is met een jaarrente van 12½ Rijnsche gulden en dat tussen het huis van Evert Sticker en het huis van meister Jacob van Tweenhusen in de Voirstrate gelegen is en dat voor van de straat tot achter aan een straat bij het onser liever Vrouwenkerckhoff uitstrekt en waarvoor Hermen Bitter borg staat, zodat de procurator van de Sacramentsbroederschap deze jaarrente bij wanbetaling mag verhalen op het huis van Hermen Bitter, waar hij in woont, dat tussen een straat en het huis van onser Vrouwen opten Laghen in de Voirstrate gelegen is en dat zich voor van de straat tot achter aan het onser Vrouwenkerckhoff uitstrekt.

In 1483 verklaart Gerardus van Ubach, prior van het regulierenklooster te Albergen, dat Hermen Bitter en Nelle Comans, zijn vrouw, te Swolle, een jaarrente van 10 kromsterten en een halve plack aan het klooster afgelost hebben, gaande uit hun gaarde.

In 1488 verklaren Henrick van den Water en Henrick Knoppert, schepenen van Swolle, dat Hasset van Wijtman, weduwe van Steven Kampherbeke, met Gerbrant van den Busch als haar momber, aan Arndt Luijtkenssoens en Hille, zijn vrouw, een jaarrente van een gouden overlandse Rijnsche gulden verkocht heeft, gaande uit de gaarde van Henrick van den Water, die reeds bezwaard is met een jaarrente van 4 herenpond min een oirt en die tussen de gaarde van Dirck van Beijeren en de gaarde van Geerdt Kraspot buiten de Sassinckpoirte gelegen is en die zich voor van de gaarde van Herman Bitter tot achter aan de gaarde van Herman van Wijtman uitstrekt. In 1488 oorkondt Seijgher van Rechteren en van Voerst, ambtman van Zallant vanwege de bisschop van Utrecht, dat Hermen Bijtter hem getoond heeft de akte van huwelijkse voorwaarden tussen hem en zijn vrouw Katherine, inhoudende onder andere dat indien Hermen voor Katherine mocht komen te overlijden, dan zullen alle goederen van Hermen vererven op zijn kinderen. Katherine krijgt een lijftoch van 50 goudgulden. Verder belooft Hermen ten behoeve van zijn zoon Bijtter, dat hij niets aan de huwelijkse voorwaarden zal veranderen en Bitter’s deel zekerstelt.

Uit dit huwelijk:

Bitter van der Marssche


85640  Gerrit Zoudenbalch, schepen en raad van Utrecht (vanaf 1459), schepen, burgemeester van Utrecht (1479, 1483), lid van de Kleine Kalende broederschap, zoon van Hubert Zoudenbalch en Waltera Everts Schouten van de Kelder, geboren ca. 1415, overleden 3 december 1483 in Kasteel Schoonhoven, begraven in het Karmelietenklooster te Schoonhoven.

Gehuwd met

85641  Geertruid van Zuijlen van Natewisch, jonkvrouw, dochter van Jan van Zuijlen van Natewisch en Jutte van Culemborg, geboren < 1445, overleden 1518 te Utrecht

Gerard Zoudenbalch en verschillende van zijn voorouders en nakomelingen komen met overlijdensdatum voor op de lijst van de leden der Kleine Kalende-broederschap. Op de afbeelding links het wapen van de Zoudenbalchs als onderdeel van de anonieme tekening van de afbeelding van de wapens van de leden van de Kleine Kalende broederschap in een venster aan de noorzijde van de Buurkerk te Utrecht. Het doel van de broederschap was de bediening van kapellen en altaren (welke kaland of kalend kapellen wrden genoemd), het houden van missen voor de zielen van de gestorven leden, het uitdelen van aalmoezen en het houden feesttijden. De kalende broederschap had statuten die voor alle leden bindend waren.

In 1417 erkennen Gerrit Zoudenbalch en Gerrit Zoudenbalch Hubertszone erfpacht van percelen in Vleuten en Themaat aan de Laurensabdij van Oostbroek te De Bilt. In 1435 erkent Gerrit Zoudenbalch de erfpacht van 8 morgen land op Themaat.

Op 22 januari 1474 is Gerrit Zoudenbalch door de Staten van Utrecht beleend met de helft van de tienden te Maarssen aan weerszijden van de Vecht, na opdracht door Anna van Abcoude van Meerten van Essestein.

Gerrit Zoudenbalch heeft in Utrecht samen met Jan van Montfoort de macht in de stad in handen tijdens de Stichtse Burgeroorlog. Enerzijds schrokken zij niet terug voor geweld of verbanning van hun tegenstanders. Anderzijds proberen ze hun doelen te bereiken met onderhandelingen. Zo heeft Gerrit in Antwerpen en Brussel de leiding over een delegatie die de Utrechtse zaak bepleit bij het hof van aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk. De delegatie keert echter zonder resultaat terug omdat Maximiliaan hen weigert te ontvangen. Ondertussen gaan de oorlogshandelingen met Holland en Utrecht wordt belegerd. Het stadsbestuur van Utrecht vragen om een wapenstilstand en een afvaardiging van de stad krijgt vrijgeleide om bij aartsbisschop Maximiliaan opnieuw te onderhandelen. Als Jan van Montfoort terug gaat naar Utrecht om met het stadsbestuur te overleggen, blijft Gerrit achter als gijzelaar. Hij sterft op 3 december 1483 in gevangenschap in het kasteel van Schoonhoven. De stad Utrecht wordt na de belegering ingenomen en de stad krijgt een grote boete opgelegd (Bron: J.W. van Maren, Zoudenbalch, een Utrechtse familie. In: Jaarboek Oud Utrecht 2006, pag 6 t/m 42).

Uit dit huwelijk:

Evert Zoudenbalch

2  Johan Zoudenbalch

3  Hendrick Zoudenbalch, kanunnik te Maastricht en St. Pieters, Domkanunnik te Utrecht (1508), lid van de Kleine Kalende broederschap, overleden 18 april 1536 te Utrecht

4  Jutte Zoudenbalch, kloosterzuster in het Vrouwenklooster te De Bilt, overleden 1530 te Utrecht, begraven in het Wittevrouwenklooster te Utrecht

5  Hadewich Zoudenbalch, overleden ca. 1502. Gehuwd in 1495 met Roelof van Baern van Schonauwen, ridder, heer van Schonauwen, schout en schepen van Utrecht, geboren ca. 1460, overleden 1518-1521

6  Maria Zoudenbalch, geboren < 1479, overleden 1550. Gehuwd in 1499 met Johan van Rijn van Jutfaes, schepen van Utrecht, overleden < 1541. Gehuwd in 1542 met Hendrick Ingersmetten

7  Woutera Zoudenbalch, overleden 1483

8  Engel Zoudenbalch, overleden 1483

9  Gerrit Zoudenbalch (de Jonge), Domkannunik te Utrecht, lid van de Kleine Kalende broederschap, overleden 7 november 1524


85642  Johan van Brienen, ridder, heer van Biessel, ambtsman van de abdij Abdinghoven op de Veluwe en de abt van Paderborn, schepen (1465) en burgemeester (1480) van Harderwijk, zoon van (?)  Henrick Jansz van Brienen en Johanna NN, geboren ca. 1434, overleden 1502

Gehuwd met

85643  Elisabeth van Kershoff, dochter van Wolter van Kershoff en NN de Wilde, geboren ca. 1438 te Harderwijk. Gehuwd met Peter van Benthem, heer van Spaldorp, overleden < december 1452

Er zijn op het internet verschillende afstammingen van Johan van Brienen te vinden. Zo wordt op GenWiki Gelderland Hendrik van Brienen en Anna thoe Boecop gegeven als ouders en wordt op een andere site Liborius van Brienen genoemd als vader. Franz Salzborn en Ada Deurhof beroepen zich op de Stichte leenakten waarbij het goed Biessel bij Doornspijk overgaat van Henrick van Brienen Janssoon op Johan van Brienen. Ik sluit me aan bij laatstgenoemde interpretatie omdat deze aantoonbaar is ontleend aan originele bronnen.

In 1454 ‘dat goet tot Bijssel, gelegen in de Veluwe, inden kerspel van Dorenspijck tot eenen Stichtsen leensrechte ontfinck Johan van Brienen, erve sijnes vaders Henrix’. Johan van Brienen is op 4 april 1457 beleend met een goed te Biessel, op 1 april 1475 en 17 augustus 1498 nogmaals.

Op 28 mei 1457 Johan van Brienen, ambtman in de Veluw van den Abt van Paderborn ten eenre, en Liefart- en Wilt Voeth voor Rikold van Horseler ten andere zijde, geven eene nadere verklaring van hun uitspraak in het geschil tusschen den Abt en Ricold, voor zoover zij betreft de vraag of alleen hij die de ‘Soolweer’ erft versterfrecht aan den Abt moet betalen of dat alle erfgenamen dit recht verschuldigd zijn.

Op 6 juni 1483 is beleend met het goed (later genaamd Goede Herberts), in Bijssel onder Doornspijk op de Veluwe, met het recht op de hofstede Egbert Godenz, en lossing van de kamp. Op 13 augustus 1492 Evert Zoudenbalch voor Maria van Brienen, zijn vrouw, bij overdracht door Johan, haar vader.

Op 17 januari 1494 heeft Johan van Brienen, ten overstaan van de gemeene Schepenen, renten geschonken voor eene mis die een door hem of zijn erfgenamen aan te wijzen priester alle Maandagen zingen moet op het altaar van de Heilige Drievuldigheid en voor eene wekelijksche uitdeeling van brood, boter, spek of haring aan 25 huiszittende armen, die een ’teijken’ zullen dragen en verplicht zijn de bedoelde mis bij te wonen en te bidden voor de ziel van den stichter. Verder heeft hij het voortbestaan dezer fundatie met goedvinden van Wolter van Brienen geregeld.

Uit dit huwelijk:

1  Wolter van Brienen, heer van Biessel, ridder, burgemeester van Zwolle. Gehuwd met Bertha ten Water

Maria van Brienen

3  Johanna van Brienen, geboren ca. 1470. Gehuwd in 1493 met Willem van Culemborg (de Jonge), dedingsman, drost van Weert, heer van Renswoude (1502), geboren < 1459, overleden ca. 1516


85646  Otto van Arkel van Heukelum, leenman van Holland, heer van Heukelum, Waardenburg en Ammerzoden, zoon van Johan van Arkel van Heukelum en Bertha van Culemborg, geboren ca. 1440, overleden < 10 februari 1504

Ondertrouwd op 28 augustus 1481 met

85647  Walravina van Broeckhuijsen, vrouwe van Waardenburg, Amerzoden en Leijenburg (1494-1511), dochter van Jan van Broeckhuijsen en Elisabeth van Haeften, geboren ca. 1460, overleden ca. 1514. Gehuwd in 1507 met Herman van Wachtendonk

Links het zegel van Otte van Arckell, here tot Hoekelomme to Weerdenborch op 22 april 1496. Randschrift: S/ OTT VA ARKEL HER/ TOT HUEKELE EN TOT VERENB. Voorstelling: schild met twee beurtelings gekanteelde dwarsbalken, gewende traliehelm met antieke vlucht als helmteken, schildhouders twee klimmende leeuwen (Bron: Gelders archief, nummer 0243 – 1061/1).

Op 27 februari 1442 ‘des dinxdages na den sondaghe reminiscere’ sluiten heer Johan, heer tot Culenborch etc, en Johan van Arkel, heer tot Huekelem, een overeenkomst waarbij verschillende betalingen worden vastgelegd, en het slot te Huekelem aan Culenborch wordt overgegeven ten behoeve van Otto van Arckel, oudsten zoon van Johan.

Op 22 februari 1461 ‘upten ijersten Sonnendage in der vasten als men singet Invocavit’ roept Otte van Arkel, zoon tot Hoekelem, zijn oom Gerardt, heer tot Culenborch, op om hulp tegen den hertog van Bourgondien, die de heerlijkheid van Hoekelem aan den heer van Charlois heeft gegeven, belooft hem, indien hij zonder kinderen sterft, de opvolging te Hoekelem en belooft niet dan met toestemming van zijn genoemden oom en zijn oom Everwiin van Culenborchte zullen huwen. In het boek van Abraham Kemp uit 1656 over de heren van Arkel is beschreven hoe Otto de heerlijkheid Heukelem enige tijd is kwijt geweest na valsmunterij van zijn vader en het na de dood van graaf Karel van Charloijs weer terugkrijgt: ‘In dit jaar 1462, wierd prins Kaarl, graaf van Charloijs, op S. Ians Onthoofdinghsdagh, op ’t huijs van Heukelem, in de zaal, namiddagh tussen twee en drie uijren in eijgener persoon gehuld heer van Heukelem, Love en Vogelswelf, gekomen van den huijse van Arkel, d’oorsaak, waarom Johan, den rechten afkomelingh van Arkel, de 6e manspersoon na Johan de Sterke, de 3e heerlijkheijden verloor, was, om dat hij, des macht hebbende, plagh te munten kleijne penningskens, met sijn naam en wapen, gelijk sijn voorvaders ook deden, ten lesten sloegh hij de selve munt vals, onder den naam van hertogh Phlips van Bourgoenjen, dikwils vermaant, en laat niet af, word ten lesten van den Raad van Holland daar af verwonnen, ’t sou noch niet gehindert hebben, mits hij daar na bij graaf Kaarl, als heer van Arkel, te Gorinchem quam, we’erroupende de valse munt, en wierd vriendelijke ontfangen. Maar hij had eenen eenigen soon, genaamt jonkker Otto, geboren van de suster van heer Gerid van Kuijlenborgh. Dese quam met sommige van Kuijlenborgh gewapent te Heukelem, vingh sijnen vader, stelde sij-selven in de Heerlijkheijd, en broch den vader gevangen te Kuijlenborg. Men seijd ook, dat Otto de Heerlijkheijd van Heukelem overgegeven had, aan Heer Gerid van Kuijlenborg sijn oom, voor een deel landen en renten. ’t Is een Hollands leen, en ’t Slot Arkels. Jonkker Ott’, en sijn oom Kuijlenborg, hadden op ’t Slot van Heukelem, eenige soudeniers geleijd, die veel quaad deden op d’omgelegen Arkelse en Hollandse Dorpen, maken daar af een roofnest van dieven, en moordenaars. Dies gaf Charloijs last, sijnen drossard dat te bemachtigen, die ’s nachts op den Assewoensdagh, met sommige poorters van Gorinchem, ’t scheep voor de stadt Heukelem quam, en daar binnen rakende, vingen jonkker Everwijn des heeren broeder, met Sweer den bastaart van Kuijlenburgh, en andere, die sij op sekerheijd, te Gorinchem in de herbergen elijden. Daar na gaven Gerid van Kuijlenborg en Otto van Heukelem, over, als voorseijd is, de stadt, slot en heerlijkheijd van Heukelm aan graaf Kaarl van Charloijs, heer van Arkel, van welke heerschappij het wel eer gekomen was, vader en soon bleven beij berooft, een rijk in sijn selven verdeelt, gaat te niet. Kaarl kreegh ook korts daar na Leerdam, Schoonrewoerd, en d’heerlijkheijd van der Lede, en Otto van Arkel voornoemt, kreegh eerst na de dood van desen hertogh Kaarl, sijn heerlijkheijd weder.

Op 11 juni 1486 is Otto van Arkel en Heukelum beleend met de gerechten en tienden van Heukelem, voorzover roerend van Arkel, zoals Jan van Arkel zijn vader, die verbeurde door het slaan van slechte munt, met lijftocht van Walraven van Waardenburg zijn vrouw, op f 200 rijns. Op 10 februari 1504 Jan van Arkel, heer van Heukelum enz, bij dode van Otto zijn vader. Op 26 juli 1486 oorkonden Gheerit Engbertszoon en Peter Jacopszoon, schepenenin Amersoeijen, dat broeder Aernt Pannenkoek, prior van het klooster der Regellijeren gelegen in Suetbommell op sinte Peters Vijel, alle goederen aan jonker Otto van Erckell, heer tot Hoeclum, Werdenborch en Amersoeijen ten behoeve van zijn echtergenote Walraven, verkocht heeft. Op 21 september 1495 ‘des manendaches nae sunte lambertsdach’ oorkonden Gheerit Engbertszoon en Peter Jacopszoon, schepenen in Amersoeijen, dat broeder Aernt Pannenkoek, prior van het klooster der Regellijeren, gelegen bij Suetbommell op sinte Peter Vijel, alle goederen vermeld in de oorkonde van 26 juli 1486, waardoor deze is gestoken aan jonker Otto van Erckell, heer tot Hoeclum, Werdenborch en Amersoeijen ten behoeven van zijn echtgenoote Walraven, verkocht heeft.

Op 15 april 1495 oorkondt Otto van Arkel, heer van Heukelom, dat Katherij van Hokelun, zijn nicht, van hem in leen gekregen heeft Ruwe Broek in Heukelomse Broek in Heukelom. 

Op 22 april 1496 ‘op Sinte Georgiusavont’ beloven Otto van Arckel en Wilhem van Aiswijn, dat de bezegeling hunner magescheidsbrieven door hertog Karel, denzelven en zijns heerlijkheid en geregtigheid niet hinderlijk zoude zijn. Op 21 juli 1496 Janne die Kock van Opijnen en Walraven van Malburch, leenmannen van Ghelre, geven vidimus van de leenacte op grond waarvan voor hen compareerden Otto van Arckell, heer tot Hueckelom en Waerdenburch, en zijn vrouw Walraven van Waerdenburch, die bepalen dat na Walravens dood de tweede zoon Gherrit naam en wapen van Waerdenburch zal voeren, en de heerlijkheid steeds in het nageslacht zal moeten vererven. Op 10 oktober 1496 vaardigt Otto van Arkel, heer tot Heukelem, Ammersoijen en Weerdenburg, een handvest met daarin 30 regels voor de burgers van zijn stad Heukelem.

In 1499 worden de huwelijkse voorwaarden opgesteld tussen Rutger van den Boetzelaer en Otto van Arkel van Heukelom inzake het huwelijk tussen Rutger en Otto’s dochter Berta.

Uit 1501 dateert een tijnsbrief, groot 10 rijnse gulden, gaande uit het huis Clijnleborch met 14 morgen land te Neerijnen, van Ghijsbert die Cock van Nederijnen voor jonker Otto van Arckel, heer tot Hokelum, Weerdenborch en Ammerzoden. Op 18 september 1502 geven Janne die Kock van Opijnen en Walraven van Malburch, leenmannen van Ghelre, vidimus van de leenacte van 29 juli 1496, op grond waarvan voor hen compareeren Otto van Arckell, heer tot Hueckelom en Waerdemburch, en zijn vrouw Walraven van Waerdemburch, die bepalen dat na Walravens dood de tweede zoon Gherit naam en wapen van Waerdemburch zal voeren, en de heerlijkheid steeds in het nageslacht zal moeten vererven.

In 1513 verkoopt Herman van Wachtendonk, tweede echtgenoot van Walravina van Broeckhuijsen, de heerlijkheid Ammerzoden aan graaf Hendrik van Nassau, hoewel Johan van Arkel er zijn rechten op laat gelden. In 1559 wordt de zoon van Hendrik van Nassau veroordeelt de heerlijkheid Ammerzoden aan Gerrit van Arkel over te leveren.

Uit dit huwelijk:

Bertha van Arkel

2  Johan van Arkel, heer van Heukelum etc, overleden 1512. Gehuwd met Adriana Bacx, vrouwe van Asten

3  Gerrit van Arkel, heer van Heukelum, Waardenburg etc, overleden < 10 januari 1549. Gehuwd in 1512 te Mijnsheerenland met Margaretha van Praet

4  Walraven van Arkel, heer van Heukelum, Waardenburg en Ammerzoden (1514), overleden < 14 augustus 1558. Gehuwd met Cornelia Lodewijcks. Gehuwd op 28 september 1532 met Catharina van Gelre, bastaarddochter van hertog Karel van Gelre, geboren 1511, overleden 14 mei 1601 te Heukelom

5  Henrica van Arkel, overleden 1549


85652  Aernt Booth, doctor in de beide rechten, burgemeester van ’s Heeren wegen te Dordrecht (1472), raadsheer in het Hof van Holland te ’s Gravenhage (1496), zoon van Aert Cornelisz Boot en Machteld Reijers de Jonge, geboren ca. 1451 te Dordrecht, overleden < november 1501

Gehuwd met

85653  Agatha Vranks van Diemen, dochter van Vrank van Diemen en Margareta Huijgens Busschaert, geboren ca. 1445, overleden 29 september 1497 te Dordrecht, begraven in de Nieuwe Kerk te Delft. Gehuwd ca. 1460 met Claas Meeusz, brouwer te Delft

Uit dit huwelijk:

1  Machteld Aerts Booth, geboren ca. 1480, overleden < 12 december 1558. Gehuwd met Nicolaas Coebel, rentmeester-generaal van Zuid Holland (1506-1529), rentmeester van de beden van Zuid Holland (vanaf 1511), raad en rentmeester generaal van de gemene landsaanslagen, overleden 1528-1529

Aernt Booth

3  Vrank Aertsz Booth, student te Leuven (1502), student te Orleans (1506), procureur van de Duitse natie te Orleans (1508), student te Parijs, licentiaat in de rechten, advocaat bij het Hof van Holland te ’s Gravenhage, rentmeester van het klooster Koningsveld te Delft, bewaarder van de lenen van Egmond (1540), geboren ca. 1487, overleden 11 september 1557 door een ‘pestilentiael coortsen’, begraven in de Grote Kerk te Dordrecht. Gehuwd met Maria van Hoogstraten. Gehuwd met Maritgen Willems Hoener, overleden ca. 25 september 1565 te ’s Gravenhage, begraven in de Grote Kerk te ’s Gravenhage. Gehuwd met Christina van Oudshoorn, geboren ca. 1493, overleden 26 augustus 1529 te ’s Gravenhage


85654  Gijsbert van Leeuwen

Gehuwd met

85655  Alid van der Haar

In 1502 ‘dinsdach na Nat. Marie’ transporteren Claes Simonsz gehuwd met Boeltgen Jan Telinckxdr voor 2/3e deel en Goijert van Rodenburch gehuwd met Anna Ghijsbert Sassendr voor 1/3e deel op Ghijsbert van Leeuwen een huis daer Jfr Gheertruijt Willem Aernts weduwe van de Heijligen Lande lest in woende als eigenaresse. “Aan de westzijde van de Oudegracht, tussen de Geertebrug en de Smeebrug, staat het huis Leeuwenberch, zo genoemd door de eigenaar Gijsbert van Leeuwen, omdat hij rond 1500 aan de gevel verschillende leeuwen van Bentheimer steen heeft laten aanbrengen. Dit huis was eertijds eigendom van de familie Van den Heijligen Lande, een oud geslacht (waaruit in 1475 Aernt Willemsz van den Heijligen Lande schepen was), maar vanouds behoorde het toe aan de familie Van Hombout” (vertaling van pagina 217 fol 116r Monumenta van Buchel). Links het huis Leeuwenburch op een tekening van L.P. Serrurier uit 1724.

Op 4 februari 1537 verklaart Gijsbert van Leeuwen, dat het gasthuis een hem uit de goederen van Willem Holl en diens vrouw Borchgen verschuldigde rente van 1 Filipsgulden ’s jaars heeft afgelost, en dat hij bij gevolg geen aanspraken meer kan doen gelden op de door Willem Holl en Borchgen aan het gasthuis verkochte beterschap van een huis, gelegen nabij het gasthuis.

In 1546 is als nieuwe burger van Utrecht aangegeven: Wantsniders Gijsbert van Leeuwen 32 pont.

Uit dit huwelijk:

Geertruijd Gijsberts van Leeuwen

2  (?) Mechteld van Leeuwen. Gehuwd met Jan Dirckss van Oudewater, overleden < 4 augustus 1546


85656  Emont van Krieckenbeck van Baerle, knape, heer van Overen (1449), lid van het riddergenootschap van Montfort (1460), leenman te Randenrath (1461), zoon van Willem van Kriekenbeck van Baerle en Elisabeth van Pardelaer, geboren ca. 1429, overleden 8 mei 1488

Gehuwd in 1479 (huwelijkse voorwaarden 24 januari 1479) met

85657  Eva van Brede, dochter van Peter Zeetsesz van Bree en Ermgard Rose, overleden 8 augustus 1510. Gehuwd ca. 1490 met Heijnrich van Baerich, jonker, drost te Stokkem, stadhouder der lenen van Thorn (1501, 1504, 1505), Horns leenman (1511), overleden 1536 (?)

De afbeelding links is het zegel van Eva van Brede op 19 januari 1510.

Emont van Baerle wordt in 1449 beleend met Overen bij Roermond.

Op 22 februari 1451 sluiten Hendrik van Kriekenbeek genaamd van Baerloe Willem, heer te Empt, Emont van Kriekenbeek genamd van Barloe en Sijbrecht van Brede, voogd van zijn vrouw Margriet, een overeenkomst met Arnold Trijppartz en diens neven meester Johan Pollart, proost te Arnhem, Dederik Pollart, kanunnik van Onze Lieve Vrouw te Aken en Dederik Pollart genaamd kraen, als erfgenamen van Baetse Kreenkens wegens goederen in het graafschap Horn en in het land van Thorn en van Kessenich en van Itter, waar hun oom Hendrik van Baerle en Baetse Kreenkens uitgestorven zijn, en dat zij als erfgenamen van Hendrik van Baerle toegedeeld is en hebben zullen de helft van 3 hoeven in land Kessenich, met name Birkenbosch, Hongerenhuggen en Beeghe (sic) c.a., de helft van hoeve Kukenbosch te Thorn en de helft van land in Panheelerbroek dat Arnold van Goor verworven heeft van Hendrik van Baerle en Baetse en een halve beemd die Gerard Haeck van Hendrik gepacht heeft. De andere helft zal Arnold Trijppartz en diens neven hebben. Hun oom zaliger heeft een vrouw gehad die hij vruchtgebruik heeft verleend aan land in het hertogdom Gelre. Dat goed wordt na haar dood gedeeld. Op 4 juni 1451 ‘op sunte bonifaciusavent’ verklaren Sijbrecht van Brede en Margriet van Bairlle, echtelieden, zuster van Emont van Bairlle, als kindsdeel van Margriet ontvangen te hebben het Korfsaertsgoed te Odiliënberg en doen deswegen afstand van vorderingen op het overige goed van Emont.

Op 21 september 1452 ‘op sent mathiasdach apostoli’, op 1 februari 1468 ‘op onser liever vrouwen lichtavont’, op 25 maart 1471 ‘op onser liever vrouwendach annuntiacionis’, op 14 april 1472, op 16 januari 1477 ‘op st anthonijsavont’, op 24 juni 1482 ‘op sunte jacobsavont apostoli’ en op 12 januari 1486 ‘des godesdage na derthiendach’ verklaart Wilhelm van Vloedorpe, erfvoogd van Roermond, dat hij Emont van Baerle schadeloos zal houden.

Op 19 mei 1453 ‘op den heiligen pinxtavont’ verklaart Jacob van Mechelen dat hij ontvangen heeft uit handen van Willem van Elmpt, Emont van Baerle en Sijbrecht van Brede de 200 postultaet gulden die zij hem schuldig waren. In 1454 ‘op sent Matheusdach apostoli’ verklaart Adrijaen van Broickhuijsen dat hij aan Emont van Barle een stuk land gelegen te Breempt had geleend, dat deze dat land ‘versat hadde in hant Sijpkens Steven bastertz soen van Breempt’, en dat Adriaan nu daarvoor het geld van Emont ontvangen heeft.  Op 29 november 1455 ‘op sent andriesavent apostoli’ verklaart Emont van Barle dat hij zijn zwager Sijbrecht van Brede schadeloos zal houden. Op 5 oktober 1456 ‘des dijnxdaegs na sente remeijsdaege’ verklaart NN voor richter Johan Drabbe en schepenen van Odiliënberg een bedrag schuldig te zijn aan Emondt van Baerle.

In 1462 is er een geschil tussen de voogd van Wassenberg en de drost van Heinsberg over een griend in de Roer op de grens van beide landen. RIdderschap en leenmannen van Wassenberg geven kleernis van recht, te weten WIllem van Vlodorp, ridder, Gerard van Ghoir, Daem van Belle, Goetschalck van Mutzen, Reijnart van Grijttern, Adriaen van Broeckhuizen, ridder, Sander van Eijle, Gerart van Oderode, Gerart van Parle en Emont van Bairle.

Op 10 februari 1474 ‘gonsdages nae agathe der heijligen jongferen’ verklaren Johan Stock en Margriet, echtelieden, schuldig te zijn aan Emont van Barle en erfgenamen 21 malder rogge.

In 1479 ‘op sent Pouwels avont convers’ worden de huwelijksvoorwaarden opgesteld tussen Emont van Barle en Eva van Bred. Bezegeld door Johan van Brede, Wilhem van Vrijersom, Zeetsen van Brede Peterszoon, Arnold van Boeckholt, Willem Roze, Peter van Brede en Emont van Baerle. Emund van Krickenbeck genaamd van Baerll zegelt op 24 juni 1480 als vriend van de bruidegom bij de huwelijkse voorwaarden tussen Johan van Elmpt, zoon van Willem heer te Elmpt, en Margaretha, dochter van Werner heer van Binsfeld.

Op 22 mei 1483 wordt het huwelijkscontract opgesteld tussen Henric en Jan van Barle gebroeder, Wilhem een heer tot Elmpt, Emont van Barle, Derich Pollart, Wilhem Brant van Brede Siebertz soen, en Gaet Kessel, als magen en huwelijkslieden van Wilhem van Barle ter ene, en Thijs Mercator, Thijs van Ruremunde, Gaert Agris, Vullenck van Holtmoele, pastor van Tegelen, Jan en Everat van Holtmoele gebroeders en Gaert Roffart, als magen en huwelijkslieden Gaertje Mercatoris. Wilhem van Baerle, Gaert en Mett Marcatoris erkennen dat deze voorwaarden met hun toestemming zijn gesloten.

Op 9 mei 1488 wordt Eva van Brede, weduwe van Emont van Bairle, te St. Odilienberg beleend met de hof te Oeveren onder St. Odilienberg gelegen. Henrick Roes is haar hulder. Op 12 december 1488 verklaren Herman Kistenmeker en Willem, echtelieden, tot overeenstemming te zijn gekomen met de weduwe van Emont van Barle over alle zaken en aanspraken en geven kwijting. Op 29 juli 1489 ‘op dijnstach neist nae sent Jacopsdage des hiligen apostels’ sluiten Wilhelm van Hoisteden, mede voor zijn vrouw Elisabeth van Baerle, en Eva van Brede, mede namens haar kinderen uit haar huwelijk met Emondt van Baerle, een akkoord. Eva van Brede, dochter van Peter Zeetseszoon en Ermgard Rose, bezit op 9 januari 1501 de hof Westeringh te Maasbree. 

Op 1 februarit 1504 verklaren schepenen der dingbank Haelen dat Hendrik Vogels, schout van Maasland, en zijn broers Jan en Jacob en hun moeder Jenne Vogel, een jaarrente verkopen van 12 guldens ten laste van kerspel Heijthuijsen aan Hendrick van Barick, drost en stadhouder van het land van Horn, en Eva van Breijde, echtelieden.

Op 19 januari 1510 vindt de scheiding en deling plaats van de nalatenschap van Emond van Baerle tussen Willem en Peter van Baerle en Eva van Brede en haar tweede man Handrik van Balderick, genaamd Barick. Medezegelaars zijn Heijnrich van Baerich, oom der jonkers, Eva van Brede, moeder, en Jacob van Haelen, priester. Bezegeld door Peter en Wilhem van Baerle, Heijnrich van Baerich hun oom, Eva van Brede hun moeder, en de priester Jacob Haelen. Op dezelfde dag ‘des negentheen der daechs in den Loemaent’ wordt acte van deling opgesteld van nalatenschap tussen Heijnrich van Baerich met diens vrouw Eva van Brede, weduwe van Emont van Baerle, mede voor hun vier kinderen, en Peter en Wilhem van Baerle, zonen van wijlen Emont van Baerle en Eva van Brede. Op 12 oktober 1510 dragen Hendrik Barich, drost te Stokkem, een vorige jaar van Hendrik Vogels, schout van het Maasland, en Jenne, dienst moeder, en Jan en Jacob, dienst broers, gekochte erfrente van 7½ goudguldens ten laste van de dingbank Hael, met met toestemming van zijn vrouw Eva van Brede en hun kinderen Ermgard, Anna van Sweder, over aan Aleide van Zuijrss en Margriet van Baerlle, nonnen te Keizersbosch.

Uit dit huwelijk:

Peter van Baerle

2  Catharina van Baerle

3  Elisabeth van Baerle, overleden 3 juni 1528. Gehuwd (huwelijkse voorwaarden 14 juni 1485) met Willem van Hoichsteden

4  Wilhelm van Baerle, overleden 8 januari 1513. Gehuwd (huwelijkse voorwaarden 22 mei 1483) met Gaert Mercatoris


85658  Rabeth van Dursdael de jonge, schatmeester van Roermond (1494), leenstadhouder van Horn (1495), schepen van Roermond (1508-1532), kerkmeester in Roermond (1523), meester van het broederschap Onze Lieve Vrouw Op ter Poorten, zoon van (?) Rabeth van Dursdael de oude en Margaretha van Meer, geboren ca. 1460, overleden > 11 mei 1535. Gehuwd < 4 maart 1490 met Geertrude Kellener

Gehuwd met

85659  Margaretha van Wachtendonck

Op 28 juli 1488 ‘feria secunda post margarete’ vindt het jaargeding plaats waarin onder andere de heer Kerstken van den Velde, vicaris, meester van de broederschap van Onze Lieve Vrouw op der Porten, over het huis dat van heer Gaidert Melters en dat van Rabot van Dursdale, wegens jaarrente 3 bescheiden rijnsguldens. Op 23 augustus 1489 verklaren Elze van Reij, Gerairt van Reij en Rabet van Dorsdale de jonge, dat meester Johan van Reij, kanunnik van St Jhoris binnen Keulen, zoon van Elze en broer van Gerairt, het ritmeesterambt van het kapittel van Onze Lieve Vrouw te Aken op zich heeft genomen, volgens voorwaarden en artikelen volgens notariële akte van Adam van Teijfelen. Comparanten staan borg.

Op 4 maart 1490 herroept Jacob Melter het momberschap van Johan de Koster in de Heilige Geest. Vervolgens verkoopt Jacob een huis c.a. op de Dries, tussen huizen van Jacob van ghen Beke en Rabet van Dorsdale de oude, met de plaats er tegen aan, Johan Custer had het huis als momber bij jaargeding uitgewonnen. Kopers zijn Rabet van Dorsdale de jonge en Geertrude Kellener, echtelieden. Op 28 augustus 1490 ‘sabbato post bartholomei apostoli’ verklaart Johan Molener van Mewen, priester, rector van het begijnhof te Roermond, dat het huis op de Dries, gelegen tussen die van Jacop Melters en wijlen Drijess Becker, genaamd ‘die Kuecken’ toebehorende aan Rabet van Dorsdale de jonge, vroeger van Melters (of van Marie van Broickhusen, begijn op het Begijnhof, onduidelijk wegens vele doorhalingen) belast is met twee malder rogge ’s jaars voor de rector van het begijnhof. Johan Molener verklaart dat hij de rente reduceert tot een malder en het andere malder overdraagt aan het begijnhof. Op dezelfde dag verklaart Marie van Broickhusen, begijn op de Nieuwenhof te Roermond, dat zij een deel van een hoeve heeft op de Dries, achter het begijnhof gelegen, welk deel en het huis van Rabet van Dorsdale de jonge, genaamd de Kuecken, samen verbonden zijn tot 2 malder rogge ’s jaars ten behoeve van de rector van het Begijnhof. Zij bevestigt de verklaring van Johan Molener van Mewen, rector, van heden. Idem doet Rabet van Dorsdale.

Op 4 mei 1491 geeft Heijnrick Kellener 20 malder rogge jaarrente aan Rabet van Dorsdale, verder de hof en goed Groot Ensenbroick (zoals Rutt van den Eijnde bezat) volgens zegel en brief. Overdracht gaat in per Allerheiligen. Op 15 april 1493 ‘des maenendaichs nae den Sonnendach quasimodo geniti’ verpandt Kaerll, hertog van Gelre, zijn halve tiend te Weghberck, geheeten Klinckerners, en de watertiend voor 150 rijnsgulden aan Rabeth van Dursdall. Rabeth van Dursdal is op 1 mei 1493 een van de dedingsluiden in een vergelijk tussen Mathijs en Willem van Merwijck en hun oom Mathijs van Kessel. Op 19 december 1494 belooft Karel, hertog van Gelre, onder andere Thijs van Merwick, ambtsman ’s lands van Kessel, schadeloos te zullen houden wegens borgstelling onder verband van inleisting bij Raboth van Dorsdael de jonge, schatmeester te Roermond, als bij Johan van Broekhuizen Janszoon en Peter van den Bosch, priester.

Op 19 augustus 1504 ‘des maendags nae onser liever vrouwendach assumptionis’ verkoopt Peeter Budelmecker aan Rabet van Dursdale en Leonart van Hueckelhaven, als meesters der broederschap van Onze Lieve Vrouw ‘op der poorten’, die nu in de parochiekerk gehouden wordt, de erfrente van 4 overlandse rijnsguldens vermeld in de akte van 13 juli 1500, die wordt getransfigeert. De rente zal als volgt worden besteed: 3½ gulden voor een wekelijkse mis op vrijdag en ½ gulden om een door verkoper gefundeerde erflamp te laten branden.

Rabet van Dorsdale oorkondt als schepen van Roermond op 22 juni 1510 bij een getuigenis en op 31 oktober 1510 bij de overdracht van een jaarrente. Op 15 oktober 1515 ‘feria secunda in profesto galli confessoris’ klaagt Rabot van Dorsdale op weekgeding tegen Reijner Gruijter. Rabot heeft van diens neef Leonart Gruijter een huis en plaats gekocht op de Dries, gelegen tegenover het huis van zijn moeder. Reijner heeft het kerkgebod opgehouden.

Op 31 augustus 1520 ‘vrijdach na sunte Johansdach Decollationis’ schrijven de bevelhebbers van Bergh aan Rob van Dursdaill, burgemeester (van Venlo ?), naar aanleiding van diens brief van 5 juli 1520 dat zij gaarne zijn oordeel over de zaak willen vernemen. Op 31 juli 152 ‘guesdach post Panthaleonis’ schrijven de bevelhebbers van Bergh aan Raboth van Dursdaill, burgemeester, dat zij gaarne een schriftelijken eisch van vrouwe Rovers zullen ontvangen. Op dezelfde dach zendt Wernerus Elferdinck aan Emmerich Berenkott een afschrift van den brief aan Rabod van Dursdaill en deelt mede, dat wel eenigen hunnerzijds ter bespreking naar Boxmeer willen komen.

Op 5 juli 1528 ‘sondachs nae visitationis marie’ besluit de broederschap van St. Jan de Doper en St. Mathijs, bijeen ten huize van Raboth van Dursdall voor het afhoren van de rekening, in de parochiekerk vier missen te funderen op de quatertemperdagen voor de zusters en broeders van de broederschap.

Rabeth van Dursdaell zegelt op 11 mei 1535 bij de deling van de nalatenschap tussen Johan van Lom en Eva van Baerle, echtelieden, en Emondt van Baerle. Op 3 november 1537 vindt de scheiding en deling plaats tussen Arnt en Herman van Wachtendonk, gebroeders, zonen van Arnt van Wachtendonk en Stijne van der Horst. Een rente van 21 malder rogge op de tiend van Horst ten behoeve van Rabeth van Dursdal wordt door beide broers gedragen.

Uit dit huwelijk:

Anna van Dursdael

2  Arndt van Dursdael, schepen van Roermond (1537-1538), burgemeester van Roermond (1549, 1556), overleden 15 maart 1559 te Roermond. Gehuwd met Hillegundis van Wachtendonck. Gehuwd ca. 1554 met Margaretha van der Grijnde

3  Christoffer van Dursdael, schepen van Roermond (1546-1548), geboren te Roermond. Gehuwd met Anna van Nederhoven (Lovenich)

4  Margaretha van Dursdael. Gehuwd met Dirk van Cruchten, overleden 1559

5  Wijnand van Dursdael


85660  Johan van Eijll, heer van Baerle, half-heer van Geisteren en Spralant, erfkamerling van het hertogdom Kleef, kannunik te Xanten (1474), zoon van Mathijs van Eijll en Agnes van Broekhuizen, geboren ca. 1450, overleden 1510, begraven in de kerk te Geijsteren

Gehuwd (?) op 12 juli 1483 met

85661  Elisabeth van Goor van Caldenbroeck, dochter van Alart van Goor van Caldenbroeck en Bela van Kessel, geboren ca. 1460, overleden 10 december 1528, begraven in de kerk te Geijsteren

Links een afbeelding van het zegel van Johan van Eijll van 18 augustus 1494. Randschrift: S. IAN. VA. EI/ LL: HE: TO: GTREN. Voorstelling: wapenschild met lelie waarboven een gewende steekhelm met dierkop als helmteken (Bron: Gelders Archief, 0243 – 1019/10).

Op 21 april 1465 wordt Mathijs van Eijll door hertog Adolf beleend met de halve heerlijkheid Geijsteren, als opvolger van Godart van Harff. Mathijs sluit op 23 april 1465 een borchvrede met Adriaan van Broekhuizen. Na de dood van Mathijs in de slag bij Straelen in 1468, is Johan op 4 oktober 1468 door hertog Adolf met de helft van Geijsteren beleend. Johan sluit in 1469 een borchvrede met Adriaan van Broekhuizen,waarin het noodzakelijke onderhoud is geregeld. Op 10 juni 1469 ‘den naechsten samstag nais bonifaciustag’ sluiten Adriaan van Broichuijsen, ridder, en Johan en Sijbert van Eijll, gebroeders, een overeenkomst over de gemeenschappelijke bezittingen en bewoning van het Huis Geisteren, de bergvrede, onderhoud van de poorten, voorburcht, brug, muren. Op dezelfde dag verklaren Adriaan van Broichusen, Reijnalt, heer te Broechusen, Willem van Vlodorp, erfvoogd van Roermond, Godert van Vlodorp, heer te Leuth en Dalenbroeck, schuldig te zijn aan Johan en Sijbert, zonen van wijlen Thijs van Eijll, 357 guldens.

De belening met Geijsteren is op 22 oktober 1473 door de nieuwe landsheer Karel de Stoute bevestigd. Zoals gebruikelijk bij het aantreden van een nieuwe landsheer, moeten de leenmannen van Gelre hun lenen wederom verheffen en daarmee trouw aan de nieuwe landsheer zweren. Adriaan van Broekhuizen weigert . Op 10 januari 1474 ‘des manendages na XIII dage’ verzoekt Peter van Langenfelt aan Egbert Kuper om den eerstvolgenden woensdag te Westerfoirt met het geleide te zijn en den richter van Airnhem om vrijgeleide voor Johan van Eijll heer Thijsz te verzoeken.

Op 12 december 1474 stelt Johan van den Loe, ridder, zijn testament op. Erfgenaam is zijn zoon Wessel, zijn dochters Elsken van der Horst en Stijne van Aldenboicken zijn gehuwd en hebben hun bruidschat gehad. Een andere dochter Margaretha is abdis te Sterkrade en heeft lijnrenten. Hij bestemt verder missen enz. Executeurs zijn Johan van Eijll, kanunnik te Xanten, zijn dochter Margaretha, abdis, zijn zwager Bernt Huchtenbroick en de gebroeders Johan en Matthijs Merenberg. Johan van Eijll Mathijszoon, erfkamerling van het hertogdom Kleef, maakt op 8 september 1475 zijn deel van het Huis Geijsteren tot open huis voor de hertog van Kleef.

Op 14 september 1482 sluiten Johan van Boedberg, erfmaarschalk en de weduwe Margaretha Broeckhuijsen enerzijds, en de gebroeders Johan, Sibert, Mathias, kanunnik te Zutphen, en Alert van Eijll, zoons van Thijs van Eijll, anderzijds, een overeenkomst over de nalatenschap van wijlen Margaretha van Broickhusen, vrouw van Johan van Boedberg en dochter van Melart en Maria van Boedberg.

In 1483 verkoopt Godard van Harff, de jongste zoon van Godart van Harff en Henrica van Broekhuizen, zijn deel van de heerlijkheid Geijsteren aan Johan van Eijll. In december 1483 sluiten Gaerd van Harff te ener en Johan van Eijl Thijszoon ter andere, een overeenkomst na geschil inzake het Huis Geisteren met de heerlijkheid Geisteren, Spralant, Oirlo en Oostrum, waarbij Gaerd aan Johan al zijn rechten verkoopt voor 6000 rijnse guldens. In juni 1485 verkopen Gaert van Haerne en Derick van Hackvort, gehuwd met Agnes van Haerne, alle rechten op Huis en heerlijkheid Geijsteren c.a. aan Johan van Eijll Thijszoon. Godart van Harff en Dederick van Hackvoirt bevestigen de verkoop op 5 maart 1486. Op 8 juli 1486 ‘opten saterdach na unser liever vrouwendach visitationis’ oorkondt Johan van Eijll TIlmanszoon, leenheer, in aanwezigheid van twee zijner leenmannen te weten Johan van Boedberg, ridder, erfmaarschalk van Gelre, en Elbert van Eijll, ridder, beleend te hebben Johan van Eijll Thijszoon, heer te Geisteren, met de goederen genaamd die Kuesdunck en het goed then Beircktten in en buiten het kerspel Baarlo in het land van Kessel. De beleende vraagt het goed als weduwegoed te mogen verbinden voor zijn vrouw Elisabeth van Goor, hetgeen wordt toegestaan. Op 28 januari 1487 wordt Johan van Eijll door de stadhouder van de Cuijkse lenen te Grave beleend met de helft van de heerlijkheid Geijsteren.

Op 2 augustus 1492 oorkonden Johan van Eijll, medeheer te Geijsteren, en Johan van Broichusen Sweerszoon, leenmannen van Gelre van de hof van Cuijck, dat Seger, Johan, Marten en Jacop van Broickhusen genaamd van Oeijen, gebroeders, de hof gen Sande te Ooijen, die zij gekocht hebben van Johan Hagen, als onderpand gesteld hebben voor 4 malder rogge, maat van Oijen, ’s jaars voor een weekmis in de kerk van Horst, gesticht door Johan Hagen. Op 18 augustus 1494 is Johan van Eijl, heer te Geisteren, een van de getuigen bij het verdrag tussen koning Maximiliaan en Filips, aartshertog, en Karel hertog van Gelre, waarin onder andere wordt bepaald dat Nieuwstad en Echt weer in handen van Karel worden gesteld. De ter bekrachtiging opgeroepen gedeputeerden van ridderschap en steden van het Overkwartier, Thijs van Merwick, ambtman van Kessel, Karel Spede en raadsvrienden van Venlo, zijn onderweg door Kleefsen gegrepen en in Gennep vastgezet. Het verdrag vindt daardoor geen doorgang. Op 16 april 1495 bekrachtigt Karel, hertog van Gelre, het verdrag van onzijdigheid tussen het land van Kessel en dat van Kuik en Grave, gesloten door Thijs van Merwick, drost van Kessel, Johan van Eijl, heer van Geisteren, en Johan van Broekhuizen ter ener en Cornelis van Bergen, heer van Zevenbergen, namens de rooms-koning Maximiliaan ter andere zijde.

Op 31 december 1501 sluiten Andries van Vischenich genaamd Belle, Johan Schellart van Obbendorp, heer te Schinnen, en Winand Schellart van Obbendorp, gebroeders, ten ener, en Johan van Eijl, heer te Geisteren, ter andere zijde, een vergelijk over de verbouw van het Huis Geisteren, die Johan van Eijll heeft uitgevoerd. Andries behoudt het bovenhuis, Johan van Eijll het onderhuis of voorburcht. Vischenich zal de wal van het bovenhuis onderhouden en in de ronde toren twee zolders afbreken. Verder zijn er regels opgesteld over de grachten (links Huis Geijsteren na de restauratie in 1919/1920, verwoest na een bombardement in 1945). Op een datum na 27 maart 1502 ‘na pasen’ vindt de deling plaats na de scheidsrechtelijke uitspraak tussen Andries van Vischenich genaamd Belle en Adriana van Broichuijsen, echtelieden, Johan van Schellart, heer te Schinnen, en Winand van Schellart, gebroeders en zonen van Frederik Schellart van Obbendorp, ten ener, en Johan van Eijll en Elisabeth van Goer, echtelieden, heer en vrouwe van Geisteren, ter andere zijde, over de rechten tot bewoning van het Huis Geisteren.

Op 27 oktober 1502 doen Johan van Eijll en Elijzabeth van Goer, heer en vrouwe van Geijsteren, afstand van hun lijfgewinsrechten op een grondrente van 4 malder rogge uit een perceel in de heerlijkheid klein Oirlo. Op 6 november 1502 dragen Johan van Eijll en jonkvrouw Elijzabet van Goer, heer en vrouw van Geijsteren, een grondrente van vijf Rijnse gulden over ten laste van een hoeve in Hasselt. Op 23 november 1502 ‘op sint ceciliedach’ oorkonden Johan van Boin, Johan Mercator en Johan Verwer, leenmannen van Gelre, dat Gerit van Merwick, als momber van zijn nicht Reijsenn van Merwick, naasting heeft gedaan inzake de koop die Johan van Eijll deed van het Huis c.a. Baarlo.

In 1505 verkrijgen Johan en Elisabeth Huis de Borcht te Baarlo van Derick die Klair (zie afbeelding links).

In 1518 ‘altera Panthaleon martir’ Johan van Barlle Johanszoon, als leenheer, overmits de mannen van leen van de Hertog van Gelre, Reijner van Gelre, heer van Arcen etc en Sweer van Parloe, drossaard te Gelre, Sijbert van Eijll Johanszoon, mede namens diens broers Johan van Eijll en willem van Eijll beleend met ‘die guede ind haeve geheijten die Koesdunck ind dat guedt ten Berckten’, uitgezonderd de tucht van hun moeder Elisabeth van Goer, weduwe van Johan van Eijll.

In 1520 ‘op sint Philippus en Jacobusavond der heiliger apostelen’vindt de scheiding en deling plaats van de nalatenschap van Johan van Eijll, tussen Elisabeth van Goer, weduwe van Johan van Eijll, en haar kinderen Jan van Eeijl, Sijbert van Eeijl, Wilhem van Eeijl, Mathijs van Eeijl kanunnik, Gerijt van Eeijl, Derick van Rijn en diens vrouw Lucia van Eeijl, Bernt van Hoechtenbroeck en diens vrouw Agnes van Eeijl. Elisabeth van Goer houdt onder andere de lijftocht van het huis te Baerlo. Jan van Eijll verkijgt de heerlijkheid Geisteren en Spraland, Oirlo en Oostrum met leenmannen en dienstmannen, cijnzen, laten, enz, zoals in Geisteren in Grave te leen. Sijbert van Eijll verkrijft de banhof Spralant in de heerlijkheid Oostrum en een deel van de heerlijkheid Oostrum over de beek richting Geistern. Willem van Eijll krijgt onder andere 9 malder ’s jaars krijgt uit Oostrum, de cijns te Oostrum. Mathijs van Eijll verkrijgt de hof op den Berg onder Geisteren. Gerrit krijgt 12 malder ’s jaars uit de molen te Geiste en 17½ malder ’s jaars uit de rosmolen. De weduwe behoudt Huis Baarlo in vruchtgebruik. Op 17 juni 1521 ‘maendag post vite et modestii’ verklaart de weduwe van Derick die Clair, als gemachtigde van Egbert van Montfort c.s., ontvangen te hebben van Elisabeth van Goor, weduwe van Johan van Eijll, heer te Geisteren, 2300 rijnsguldens wegens verkoop van het huis te Baarlo.

In 1522 verkoopt Elisabeth van Goer, weduwe van Johan van Eijl, heer te Geijsteren, een jaarrente van 21 hornsguldens wegens ontvangst van 420 hornsguldens.

Elisabeth legt in 1524 de eerste steen voor een nieuw te bouwen kerktoren te Geijsteren. Dit feit is vereeuwigd in een gedenksteen die boven de torendeur ingemetseld is: ‘Anno XVc XXIIII en een doe lacht jouffer Liisbet weduwe van Eijl dis tarns den irsten steen’.

Op 4 augustus 1530 ‘op donredag na sijnte petrisdach der heiligen apostels ad vincula’ vindt de scheiding en deling plaats tussen de kinderen van wijlen Johan van Eijll, heer te Geisteren, en zijn vrouw wijlen Elisabeth van Goer en Johan, Sijbert, Mathijs, Wilhem en Gerrit van Eijll en Berndt van Huchtenbroick gehuwd met Agnes van Eijll. Johan van Eijll, heer te Geijsteren, en Maria van Domborch, echtelieden, verkrijgen de heerlijkheden Geijsteren, Oirlo en Oostrum. Sijbert van Eijll en Johanna van Brouckhuijsen, echtelieden, verkrijgen het Huis te Baarlo c.a., de hof te Coesdonck en de hof de Grote Berckt. Wilhem van Eijll en Stijn van den Sande, echtelieden, verkrijgen de hoeve Grote Beijrckt en de Kleine Beijrckt, de woning den Deijlst en de hof te Oestenrick te Horst.

Uit dit huwelijk:

1  Johan van Eijll, heer van Geisteren (1512), heer van Spralant en Oostrum (1540), overleden < 1546, begraven in de kerk te Geijsteren. Gehuwd in 1532 met Maria van Domborch, vrouwe van Aagtenkerke en van het Huis te Werve (bij Rijswijk, ZH), overleden 1561, begraven in de kerk te Geijsteren

2  Sijbert van Eijll, heer van Baarlo, overleden 1552. Gehuwd met Johanna van Brouckhuijsen, overleden > 1530

Willem van Eijll

4  Mathijs van Eijll, kanunnik, overleden > 4 augustus 1530

5  Gerrit van Eijll, overleden > 4 augustus 1530

6  Agnes van Eijll. Gehuwd met Berndt van Huchtenbroick, heer van Schloss Gartrop te Hünxe (D)

7  Anna van Eijll, sub-priorin van de Munsterabdij te Roermond, overleden 9 oktober 1539

8  Lucia van Eijll, overleden 28 december 1548. Gehuwd met Dirck van Rijn


85662  Wilhelm van den Sande, leenman, zoon van Johan van den Sande en NN van Meteren

Gehuwd met

85663  Judith van den Berch

Uit dit huwelijk:

Christina van den Sande

2  Reinier van den Sande, licentiaat en doctor in de rechten, raadsheer in den hove van Gelre, burgemeester van Arnhem, geboren ca. 1523, overleden 7 september 1603. Gehuwd met Lamme de Luarda, overleden < 1564. Gehuwd in 1564 met Catharina van Reijd, overleden 1583

3  Johan van den Sande, raad ordinaris in den Hove van Friesland. Gehuwd met Elisabeth de Haan


85664  Elias van Weede, knape, raad (1484) en schepen te Amersfoort (1501-1508), zoon van Johan van Weede en Judith Verbeeck, geboren ca. 1455, overleden 1508-1512

Gehuwd met

85665  Lambrechtje Claas Goorts, dochter van Claas Goorts en Goudeken NN, geboren ca. 1480, overleden > 27 juni 1526

Op 9 maart 1484 ’tertia ante Gregorii’ Lubbert Roes ende Meri sijn wijf hebben te goede gescouden Eelgis van Wede Janszoen 3 gouden rijnse guldens jairlixsche renthen de sij hebben ende meister Peter Sijmenzoen ende Gerijtgen hem belijt hadden als den brief in hout, duersteken.

Op 1 februari 1485 is Elias van Weede Johansz, neef van de leenheer, beleend met de tiende grof en smal van het goed van Boelenhove in Weede bij het goed van Hendrik van Weede. Op 29 april 1507 Elias van Weede Jansz, te komen op Elias, zijn zoon. Op 8 april 1512 Eelgis van Weede bij dode van Elias, zijn vader. Lambrechtje werd op 29 juli 1497 beleend met het goedt Ruijtenbeeck.

Op 13 mei 1493 ‘op sunte Servaes dach’ geven burgemeesters, schepenen, raad oud en nieuw en gemeente van de stad Amersfoort, op verzoek van de landgenoten beneden Wede aan de Eem een schouwbrief. Volcken Bot en Gijsbertgen Henrick Willams weduwe en Reijertgen Gerijt Willamss weduwe en de erfgenamen van deze twee overleden broer zullen onderhouden vanaf hun land de Dwarsdijk tot het Hoegelandt, zo hoog en zo breed als de meerderheid van de landgenoten zal vaststellen, Steven van Wee en Gerijt Bot en hun opvolgers de dijk van de Dwarsdijk opwaarts tot aan het land van Peter Bot, Peter Bot tot aan het land van de erfgenamen van Jan Goedes, Jan Goedes erfgenamen met het klooster Sint Aagten te Amersfoort tot aan Eelijs van Weede Janss, Eelijs van Weede met Johan Gijsbert Jacobs soen en met Evert Poeijt tot aan de eng van Eelijs van Weede, deze dijk zal iedereen onderhouden zo hoog en zo breed als de meerderheid van de landgenoten zal vaststellen. Als er een wade of gat ontstaat zal degene die het dijkvak moet onderhouden dit maken binnen veertien dagen, zoniet dan wordt het door de gezworenen aanbesteed. Als de dijk overloopt zal de onderhoudsplichtige dat binnen 24 uur maken, zoniet dan wordt dit weer aanbesteed. Ieder jaar op Sint Pietersdag ad cathedram (22 februari) zullen de landgenoten op het Sint Joriskerkhof te Amersfoort twee gezworenen kiezen om de dijk twee keer per jaar te schouwen. De burgemeester op dat moment zal de eed afnemen. De eerste schouw vindt plaats met Sint Geertruid (17 maart) en de tweede op Sint Jacobsavond (24 juli). Overloop en schoeren zal met schouwen de hele periode van Sint Geertruid tot Sint Gallen (16 oktober). De sluis en andere zaken van belang zullen onderhouden worden naar grootte van het bezit van de landeigenaar. Geen landeigenaar zal op zijn vak geen vee schutten. Alle vreemd vee mag ieder landgenoten van zijn land schutten. Boeten moeten binnen een etmaal betaald worden, zo niet mogen de schout en gezworenen pandbeslag leggen op grond en goed van de betrokken landgenoot.

Op 27 maart 1494 ‘die vero vicesimaseptimo mensis martis’ oorkondt David van Bourgondie, bisschop van Utrecht, dat Elias van Wede aan het gasthuis (St. Pieters- en Bloklandsgasthuis te Amersfoort) de goederen schenkt in de oorkonden genoemd waarmee deze is getransfigeer, op voorwaarde dat twee keer in de week een mis gelezen zal worden voor het zielenheil van zijn (voor)ouders en hemzelf. Als het gasthuis in gebreke blijft zal de opbrenst van de goederen toevallen aan de Sint Joriskerk.

Op 16 oktober 1518 ‘septima ipso die Galli’ Meijster Eelgis van Weensoen heeft belijt ende bekent voir hem ende voir sijnen erven dat hem Gijsbert van Emeler off sijnen erven niet meer sculdich. En sijn vader alsuclke breeff Gijsbert voirscreven Eelgis van Wee meijster Jans vader gegeven heeft uuter erven ende goede te Groete Emeler als van vijfthien currente enckel gulden losrenten jairlix gevesticht voir mijn heer van Issensteijn nae luden des breeffs meijster Jan voirscreven dair off heeft ende meijster Jan voirscreven daer noch off rest vijftich gouden Philippus Burgoendische gulden van Oestenrijck goet van goude swaer van gewicht gemunt ende geslagen outer datums breefs daer offte geven jairlix te reijnten van twijntich pennijgen voirscreven een te betalen jairlix op Sinte Gallen dacht ter tijt toe die hoeft som voirscreven tot een tijt off gelost is mit de verscenen reijnten nae beloipt ter tijt ende als dat gedaen wesende belijde meijster Jan voirscreven voir hem ende sijnen erven den breef voir hem well off vernuecht ende betaelt te wesen ende den breeff weder als dan te geven in Tonis van Daomselers off sijn nacomelijngen handen.

Op 26 augustus 1521 ‘secunda post Bertelomeus’ Lamberich Elis van Ween wedue mit mijn momber maict nae hore doet, glijck te komen ende te erven op al haer drie zoenen te westen meister Jan, Goert en Elis, al alsulck goet zij heeft of vercrijgen mach inden gerichte van Amersfoirt, ijtgesondert de alinge huijsinge, hof en hoste gelegen opte Camp deen Peel Slotemaker in woent dat die huijsinge voer Meister Jan vor uijt hebben sal ende dese maick altijd in reductio forma. Op dito Lamberich Elis van Ween wedue mit Meus Peterz momber maict, nae hoeren doet glijck te comen ende te erven op hoer drie kinderen, meister Jan, Goert ende Elis, alsulc goet zij heeft inden gericht, beheltelicken die 5 Rijnsche gulden jairlixe rente Peel Zijmonz hoer beleen heeft, die sel meister Jan alleen hebben ende dese maick altijt te vermeren ende te verminren.

Op 31 januari 1523 ‘septima post Conversionis’ Pauli Goirt voirscreven heeft ofticht gedaen ende heeft wederom te goede gescouden aan Lambrich sijn moeder inde boedell alsulc goet erffnisse ende besterffnisse also well binnen den gericht als buten den gericht van Amersfoert wair de goeden gelegen moegen wesen als hem aen gecomen ende bestorven is van dode Elis sijn vader zaliger gedachten. Op dito deselver voirscreven noch scelden de selver Lambrich Eelgis van Ween wedue ende meijster Ian van Wede mit Elijs van Wede hoer beijden geboeren momber ende Elijs van hem selver te goede, een stuc lants gelegen in de Westeijgen. Mit voirwerden dat altijt dese goede voirscreven sullen erven op Goirtz rechte erven van sijnre zij de also voersijde afterlaten Goirt voirscreven. Op dito koopt Gerit van Wede het derdendeel van een schuir berch hoff ende hofstede gelegen bij Bollenburch Poirt gemeen mit … Peterz ende Heinrickgen Gerijt Bots wedue, aan Lambrich Eelgis van Ween wedue ende meijster Ian van Wede mit Elijs van Wede hoer beijden geboeren momber ende Elijs van hem selver hebben te goede gescouden.

Op 27 juni 1526 Lambrich van Wede mit min momber heeft erder geropen aan hoir dree zoenen all sulcke maick als sij in voir tijden gemaickt mach hebben (ze herroept alle voormalige testamenten).

Uit dit huwelijk:

Jan van Wede

2  Oede van Weede, overleden > 19 december 1543

3  Goert van Weede, raad en lid van vijf te Amersfoort (1525). Gehuwd met Weijndelmoet NN

4  Margriet Elis van Wede

5  Evertje Elis van Wede

6  Lijsbet Elijas van Wede

Elias van Weede


85666  Reijer Petersz, schepen (1505, 1511, 1515) en burgemeester van Amersfoort (1524), bewaarder van Armen de Poth te Amersfoort (1514-1521), kerkmeester van Onze Lieve Vrouwen kapittel (1524), overleden < 28 oktober 1540

Gehuwd met

85667  Antonia NN, overleden 1520-1524

Op 22 november 1514 ‘swonsdages na sunte Elisabetz dach’ oorkonden Willam de Wise, schout, Jan Gerijts, Gerijt van Dashorst en Jan Brant, schepenen te Amersfoort, dat Neell Jacop Reijers weduwe met Henrick van Scaijck haar voogd, heeft vermaakt aan Reijer Peters ten behoeve van de armen in de Poth, de helft van haar huis en hofstede in de Tuet. Op 26 november 1518 ‘sexta post Katerine’ Henrick Lambertz heeft belijt schuldich te wesen tot behoiff de Pot voirscreven (Reijer Peterz) een gulden van gewijcht 32 stuvers als in elcker tijt der betalinge binnen Amersfoirt genbaer sijn pro de gulden jairlix te reijnten. Op 31 juli 1520 ’tertia in profesto Petri ad Vijncula’ Reijer Peterz bewaer vanden eendere husijnge inde Pot bij wil ende consent des raets heeft belijt alre wise Lubbert Carreman tot behoeff Ons Live Vrouwen altoir inde zomer inde Groete Kerck de heer Willam Smit bedient, 20 Rijnsche gulden sestien Hollantsche stuver gemunt ende geslagen voir datum deses voirde gulden. Mit voirwerden dat de Pot voirscreven de gelden onder houden ende geven de Vicarij inder tijt des voirscreven vicarie die jairlix ofte renten een de selver gulden, solvidur op Sinte Peters dach over een jaer ende dan soe voirt aen alle jair op deen dach der tijt toe de Pot voirscreven principaell hoeffsom betaelt mit de onbetaelde verscenen renten nae beloip der tijt. Op 21 augustus 1520 ’tertia ante Barolomei’ Willam Goirts ende Hijllegotn sijn wijff scelden te goede Reijer Peters als bewair vande Armen Huijssittingen indie Pot, een eijnde van een hofstede gelegen in die Tuet streckende al so veer dat Pothuis goet. Beheltelick dat de Pot voirscreven betalen sel alsulck 3 lb dair uut goet de Onse Live Vrouw dair uut heeft. Op 4 januari 1521 ‘sexta post Circumcisio Domini’ Meister Airt Everts, Claes Gerits momber scelden te goede Reijer Peterss, als bewaer Arme Huijssitten inde Pot, alsulc renten ende toeseggen hij heeft aen sulcke handt dne 80 RIjnsce gulden Gerit Zoest ende Deijlt sijn wijff belijt hebben. 

Op 10 januari 1517 Peter Willamsz mit Willamgen sijn wijff scelden, hebben te goede gescouden Reijer Peterszoen ende Toentgen sijn wijff all sulcx ende to seggen aff hebben an de Hoge Camp gelegen buten de Camp Poert.

Op 9 november 1520 ‘sexta post Willibrordi’ Reijer Peterss ende Anthonia sijn wijff scelden te goede Cornelis Evertss ende Alijt sijn wijff het derdeldeel van de husinge hoff ende hofstede gelegen op die Camp. Op dito Cornelis Evertss ende Alijt sijn wijff belijen Reijer Peterss ende Anthonia sijn wijff dat dardedeel van 40 gouden gulden van gewicht voirscreven. Mit voirwairden dat si die gelden onder houden moegen ende geven dair iairlix off te renten van 20 penningen een te betalen te meij toecomende over 1 jair ende dan so voirt alle jair op deen dach te lossen tot hoeren scoonste de penninck mit 20 ende mit de onbetaelde verscenen renten na beloip der tijt. Dese betalinge gelost anno ’37. Op dito Cornelis Everts ende Alijt sijn wijff hebben belien Reijer Peters end Antonia sij wijff dat dardendeel van veertien hondert gulden van gewicht achtentwintich Hollantsche stuver off de weerder dair voirscreven. Mit voirwairden dat si de gelden onder houden mogen ende geven Reijer voirscreven ende sijn wijff dair iairlix off te renten van twintich penningen een te betalen op meijdach ende een iair ende so voirt alle iair op deen dach te lossen tot hoeren scoensten etc.

Op 15 december 1522 ‘smanendaichs nae sunte Luciendach’ oorkonden Willam de Wijse, schout, en Claes Gerijtz, Gijsbert Lumenz en Willam van Lieler, schepenen van Amersfoort, dat Reijer Peterz overgedragen heeft aan het klooster Sint Jan de helft van een gevel op de hoek van de Sint Jansstraat, daar het klooster deze gevel mede getimmerd en bekostigd heeft.

Op 9 augustus 1524 ’tertia ante Laurentij’ Reijer Peterss ende Dirck Poeijt Rutgers ende Oede sijn wijff verlien Jacop Stael een schuijr, hoff ende hoste soe de van outs gelegen is op Blomendail. Oick des jairs om 24 olde Vlaims te betalen Martini hiemalis off uut te pande als voll verboden pande ende tot wat tijden dat dese hofstede wederom vandersaet tot so sullen sij dair wederom overstaen en verliense om de selve rente ende om enen taick goits verwijns. Op 3 januari 1525 Reijer Peters belijt Mairten Jans ende Betgen sijn wijff dat de hofstede gelegen op Blomendall dair sij tegenwoirdich op wonen de Reijer voirscreven hem verlijt heefft ende wairt zaick die tot eniger tijt verbrande dat sij de selver hofstede wederom antasten zullen mogen om de selver renten dairt Reijer hem dat in verlijt heefft den brieff inhout. Op 30 maart 1525 ‘quinta post Letare’ Reijer Peters heft verlijt Ricout Bosch een hofstede gelegen op Blommendal.

Op 24 september 1526 ‘secunda post Mauricij’ Berntgen Henrick Cupers weduwe belijet mit min momber sculdich te wesen aan Reijer Peters 30 Rins gulden current op 10 iaeren altijt naar hiemalis alle nair die Rins gulden current. Ende wairt saick dat si off hoerder nae dese rente iairlix nijet en betaildt als voirscreven staet so sel Reijer off sinen ervan altijt moegen verhalen aen de hoff si van Geritgen van Rijn ontfangen heeft.

In 1538 transporteren Gherijt Reijer Peters, Willam Reijers, Peter van Zeebeeck en zijn vrouw IJde Reijer Peters dochter en Mergrijet Reijer Peters dochter, vrouw van Elijs van Wede, aan Joist Hermanz namens de Armen de Poth een jaarlijkse erfpacht van 7 oort Reinaldus Arnhemse guldens, gevestigd op een huis in Bloemendal.

Op 28 oktober 1540 ‘quarta in profesto Simonis et Jude’ tegoedschelding van drie morgen land gelegen buiten de Kamperbinnenpoort op de Stadtmeent gemeenschappelijk bezit met de Sint Joriskerk en Rijer Petersoen erfgenamen.

Op 26 oktober 1541 ‘quarta post Crispini’ verkopen Elijs van Wede en zijn wijf Mergrijet opgifte van de eigendom van een huis hoff en hofstede gelegen op Blomedall vanouds geheten Aert Rijcksenhuis aan Gherijt Gerijt en zijn wijf Katerijn. De armen huissitten in De Pot behouden hun renten en Reijer Petersoen erfgenamen met zijn adherenten tien oude vlaems tot aan de eerste brand. Op 28 mei 1544 ‘quarta post Urbani’ verkopen Herman van Vanefelt en zijn vrouw jonkvrouw Dirck en jonkvrouw Deliaen van Wede met haar momber aan Henrick Willamsoen en zijn wijf Geertruijt een tegoedschelding van een huis met de huur van de hofstede en berchstede gelegen op Blomendall. Op zaterdag post Johannis Nativitatis heeft Jan Pijl als rentmeester van Evert Jan Claessoon voorkinderen en Jan Everts Poeijt en Reijer Petersoen erfgenamen dit goed verleden aan Henrick en zijn wijf tot aan de eerstvolgende brand toe per jaar voor 19 oude vlaams jaarlijks te betalen op Martini hijemalis naar oude gewoont voor een taick goede wijn. Op 30 juni 1544 ‘secunda post Petri et Pauli’ verkopen Hubert Airtsoen en zijn wijf Nen aan Claes Bor en zijn wijf Arijaen een toegoedschelding van een camer berch schuur hof en hofstede gelegen op Blomendall in de Bolrestraet, altijd vrij te leveren uitgezonderd Reijer Petersoen erfgenamen, Evert Jan Claessoen voorkinderen en Rutger Poeijt tesamen vijf oude vlaams tot de eerste brand daar jaarlijks uit. Mede kwam voor ons Jan Pijl als rentmeester van Evert Jan Claessoen voorkinderen, van Rutger Poeijt en van Reijer Petersoen erfgenaam en verleende Claes en zijn wijf deze camer berch schuur hof en hofstede tot de eerste brand toe des jaars voor vijf oude vlaams jaarlijks te betalen op Martini hijemalis. Met de voorwaarde dat als deze wederom vervreemd zal worden dan zullen Evert Jan Claesoen voorkinderen, Rutger Poeijt en Reijer Petersoen erfgenamen of hun gemachtigde daar weer bij aanwezig zijn om deze erfpacht aan een ander te verlenen voor genoemde rente en voor een taick goede wijn als overdrachtsgeld te betalen.

Op 22 april 1553 verkoopt Gerijt Reijer Peterszn en zijn vrouw Geertruijt aan zijn broer Willem Reijerss het rechter vierendeel van een huis, hof en hofstede met al zijn toebehoren, alsmede het vierendeel van de brouwketel die Elis van Wede tegenwoordig gebruikt, gelegen aan de Corte Graft.

Op 10 april 1554 en 8 mei 1556 verkopen Jacob Harmanszn van Haesten en zijn vrouw Metgen aan Reijer Janss en zijn vrouw Margrijet een huis, hof en hofstede staande bij de Kamperbinnenpoort. Belast met een erfelijke onlosbare rente van een beijersgulden sjaars, die Reijer Peterss erfgenamen toekomen, en met 2 philippusgulden tbv Sint Jans Broederschap.

Op 17 november 1562 verkopen Egbert Jansz, Jan Fransz Vuijtenham ende Guertgen Aereaens sijne huijsvrouwe, Ghijsbrechtgen Aereaens als mitten voornoemde Frans, haerenen gecosen momber in dese saecke, Adriaen van Egmondt ende Ghijsbrecht van der Maet, schepenen bijden gerechte voornoemd, gecomitteerden veroordelen onvermits d’abesntie van de bloedverwanten van Jan en Cornelis Aereaenszonen ende Steven Aereaens zijn onmondige kinderen van die vaders zijde. Egbert Jansz voornoemd ende Peter van Westrenen ofte burgemeester dezer stede ingelijcxs bij den gerechte gecommitteert, in absentie van des moeders zijde ende hebben ’t samenlijcken bij advijs van de weesmeesters deze stede getransporteert ende overgegeven de alinge huisinge, hoff ende hofstede staende op Bloemendael aan Evert Anthonisz ende Anna zijn huijsvrouw. Beheltelijck dat de voornoemde huijsinge belast zal blijven met 12 stuiver jaerlicx, de eersten brant beleden Reijer Petersz. Noch 18 stuiver belden IJtge Reijers ende noch met 6 stuiver Goort Reijers Peterszs erfgenamen jaerlicx beleden te mogen lossen naer inholt de bronnen daer van zijnde.

Uit dit huwelijk:

Margareta Rijer Peters

2  Gerrit Reijer Petersz, overleden 1553-1558. Gehuwd met Geertruijt (?) Geerlofs, overleden > 26 augustus 1558

3  Willem Reijersz, overleden > 22 april 1553. Gehuwd met IJtgen NN

4  IJde Reijer Peters. Gehuwd met Peter van Zeebeeck


85670  Johan Stevensz de Witt ‘de jonge’, brouwer in de Wijstraet te Utrecht ‘daer de Bijl uijthangt’ (1519), zoon van Steven Jansz de Witt ‘die Keijser’, overleden > 2 juni 1541. Gehuwd met Jacobgen Dircks Sem, overleden < 1508

Gehuwd met

85671  Christina Zas, overleden 1544

Jan de Wit Stevensz en Korstijne sijnen wijve, verplachen Jan de Wit sijn voorsoen die hij hadde bij Jacobgen Dirck Semmendr, die hij hadde bij Geertruij sijn wijff Splinter dr van Rossum, 45 Rijnsgulden jaerlijck. Schepen Oude Min. 1519.

In 1522/1525 pachters van de RDO int Goij: Jan die Wijt Stevenss 14 morgen / 24 / 25 ontfangen van Jan de Wijt achter Twijnstraet vanwege sijn broeder Jan de Wijth te Houten.

Tienden van St. Marie int Goij. 1533: Cruijstiend Jan de Wit brouwer en borger tUtrecht. 1534: Houtenretiend Jan de Wit borger en brouwer tUtrecht. 1535: Helijasveld Johan de Wit brouwer en borger tUtrecht. 1536: Kijckoverdijck, Kijckenes, Middelveld en Camptiend Jan Stevenss de Wit borger en brouwer tUtrecht. 1538: Houtenretiend Jan de Wit borger en brouwer tUtrecht.

Oudschildgeld Houten en het Goij 1536: 4 morgen Jan de With, brouwer tUtrecht. Oudschildgeld Wulven 1536: 5½ morgen ½ hont 16 roeden Jan de Witt brouwer tUtrecht.

Op 2 juni 1541 is Johan die Wit Stevensz beleend met vier merghen lants also als die gelegen sijn in Hermans gerichte van Wulven in den Meren, dair baven ende beneden naest gelant is Gerrit van Voern mit lande, dat hij holdende is van den Gesticht van Utrecht na dode zijns broeder Johan die Wit Stevensz.

Uit dit huwelijk:

Jacobgen de With


85674  Franck Claes Folpertsz, kramer, zoon van Claes Folpertsz en Zanna NN, overleden < 5 juli 1552

Gehuwd met

85675  Margriet Dirck Sassen, dochter van Dirck Zas en Alit NN, overleden > 5 juli 1552

Op 5 juli 1552 IJsbrant Henrickx, geboren te Utrecht, deed nederslag op Folpert Franckens weert aldaar op 12 december 1550, in bijzijn van Ernst van Schaick, Anthonis van der Voert, Andries van Medenblick. Magen en brunden: Claes Jacobsz, Claes Volckensz, Cornelis van Oudewater, Mr. Jan Martensz, Claes Gerritsz van Rijn, Dirck de Wit, Adriaen Veninck, Jan Wasman, Mr. Dirck Zas voor henzelf en vervangen Jan van Pol en Anthonis Gerritsz als mans en voogden van hun huijsvrouwen, Daem Pauwelsz, Jan Buth, weduwe Franck Folpertsz en Jacob Henrickx Stel.

Uit dit huwelijk:

1  Folpert Franckensz, overleden < 12 december 1550

Maria Franck Folperts

3  Arijaentgen Franck Folperts, overleden > 3 juli 1570. Gehuwd met Arijaen Jacobsz Nenninck


85680  Peter Gevertsz van Amerongen, leenman van de heer van Utrecht (1516, 1533), zoon van Gevert Gijsbertsz, geboren ca. 1480, overleden 1558-1562

Gehuwd met

85681  Elijsabeth Quint, dochter van Aelbert Dircksz Quint, overleden < 24 januari 1562

In 14.. (na 1486) 4 morgen land in Amerongen op de Hoeven, strekkend van de Ameronger wetering dijkwaarts tot Jan Woutersz, dit lant heft gehad Jan Proijs, Jan heft vercoft Thoenijs Wouterss, heft verkoft Gevert Gijsbertss, die is doet. Geverts soen hevet gebrocht aen et clooster tot Wijck met sijn suster. Gheverts soen hiet Peter Govertssoen ende woent tot Amerongen ende bouwet lant. Item nu bruket Jan Quijnt, Peters susteren man.

Oudschildgeld Amerongen. 1501: Goevert Gijsbertss 32 morgen en betaalt zelf 22½ morgen, 1511 Goevert Gijsbertss 32 morgen, betaalt zijn soen 14 morgen. 1501: Quint 10 morgen op, 1511: die Collick, Jan die Cruijff 4 morgen, Peter van Oemeren of Roelof Henrickx 4 morgen, betaalt Jan Evertss en Jan Geritss 4 morgen, Peter Govertss 4 morgen.

Op 16 februari 1516 Dirck Aelbertss, Claes Aelbertss gehuwd met Wijndelmoet, Jan Aelbertss, Jonge Dirck Aelbertss gehuwd met Lijsbet, gebroeders, Gerrit Willemss gehuwd met Heijlwich, Peter Gevertss gehuwd met Bette, Cornelia en Gijsbertge Goijertsdrs van Sijll transporteren aan Fije Aelbert Dircksdr hun zuster, de erfenis van Hillegont hun zuster die Jacob Heijnrick de koeckebackerswijf was.

1517 Huisgeld Amerongen: Peter Gevertss 3 gulden.

Opmetingen van den Leckendijck van Amerongen tot den nijewen dam op 7 juli 1533: 56 Huijch Ruijsch, maakt Peter Govertss.

Processtukken Carthusers etc ca 1534: Marij Jan Bitters (arm) is zuster van Anthonis Wouterss, Peter Gevertss en Cornelis Evertss, Merrij Everts, Huijch Ruijsch, Peter van Oemeren wonend dorp Amerongen, Cornelis Quijnt en Aelbert Quijnt.

Op 29 oktober 1534 Rekesten Oudschildgeld: Peter Gevertss de Bruijsselseweert en lant in de Spijck, 18 morgen, en daer hij op woent 10 morgen englant. Peter Gevertss en Aert Reijerss 42 dachwerck veen. Oudschildgeld Amerongen: 1536 Peter Gevertss 1 morgen berghlant, in 1600 Peter Quint.

In 1536 Gevert Petersz, deurwaerder, en Dirck van Oostrum te Vianen, elk de helft van 8 morgen. In 1600 de erfgenamen van Gevert van Amerongen.

Op 28 januari 1547 is Peter Geversz te Amerongen in 9 weken tijds bij nachte twee mael gemoortbrant geweest. De bende is nu gevat in Ekeren bij Antwerpen en opgestuurd naar Wijk bij Duurstede.

Op 11 januari 1548 verpacht het Convent van St. Maria Magdalena aen Cornelis Roelofsz te Amerongen een hofstede met boomgaert daer hij en Peter Gevertsz, sijn swager, op woenen.

Op 13 november 1554 transporteert Peter Gevertsz een leen van 8 hont englants omtrent de Veenwech over die Hulle op Jan Evertsz de Jonge, ten behoeve van Anthonia Peter Gevertsdr. Op 29 maart 1558 Peter Gevertsz te Amerongen voor hemzelf en aannemend de arremente van processe van Hubert Petersz zijn zoon, versus Jan Quint Jansz.

Op 24 januari 1562 Sebastiaen Petersz van Amerongen, vicaris van de St. Pieter, Gevert Petersz van Amerongen, procureur Hof van Utrecht, Marij Petersdr van Amerongen weduwe van Cornelis Roeloffsz, Agniet Petersdr, Anthonia Petersdr gehuwd met Anthonis Jansz Quint, kinderen van Peter Gevertsz van Amerongen en Elijsabeth (eerst overledene). Andere kinderen Adriaen, Aelbert en Jan Petersz van Amerongen. Op 12 september 1562 heer Sebastiaen Petersz van Amerongen, Gevert Petersz van Amerongen, Adriaen Petersz, Jan Petersz, Marije Petersdr weduwe Cornelis Roeloffsz, Agniet Petersdr, Anthonis Jansz Quint als gehuwd hebbende Anthonia Petersdr, al erfgenamen van zaliger Peter Gevertsz en Elijsabeth, hebben zaak met Aelbert Peterswz. Het huis van hun ouders was wel 5 tot 6 keer vertimmerd voor bij elkaar 500 a 600 gulden; het stond op thinsgoed van Jan Ruijsch en nu is daar kwestie over. Aelbert zegt: onze vader kocht het niet, maar hun overleden broer Hubert Petersz en wel van Willem Jacobsz.

Uit dit huwelijk:

1  Sebastiaan Peter Gevertsz van Amerongen, vicaris van de St. Pieter, overleden 1562-1567

Gevert Petersz van Amerongen

3  Marij Petersz van Amerongen. Gehuwd met Cornelis Roeloffsz, overleden < 24 januari 1562

4  Agniet Peters, overleden > 19 maart 1590. Gehuwd in 1562-1567 met Henrick van Noordt

5  Anthonia Peter Geverts. Gehuwd met Anthonis Jansz Quijnt

6  Adriaen Peter Gevertsz van Amerongen, overleden 1572-1580

7  Aelbert Peter Gevertsz van Amerongen, overleden > 1574

8  Jan Peter Gevertsz van Amerongen, overleden < 20 maart 1582

9  Hubert Petersz, overleden 1558-1562


85682  Jacob van Brouchoven, griffier bij het Hof van Utrecht (1530, 1536), raad extra ord. (1548), kanunnik van de St. Marie te Utrecht (1533, 1538), overleden 29 december 1553 te Utrecht

Op 25 april 1529 Dirck Henrickx, Joest Janss en Jan Evertss de Jonge, kerkmeesters te Amerongen, compareren Cornelis Jacobss en Aelbert Quint, procureurs van St. Barbarabroederschap te Amerongen, voor henzelf en vervangende de gemene bueren aldaar, transporteren aan Jacob van Broechoven een stuk land van de kerk in Eck, aen de stichtse zijde geheten den Scilt, 4½ morgen. Op 11 mei 1535 Antonis van Covelens richter, Steven Robben, Claes Matheusz en Aert Aertsz, schepenen, compareren heer Johan die Wit canonick en deken St. Jan te Wijk bij Duurstede, met Herman Zuermont zijn voogd, transporteren op Mr. Jacob van Broechoven 2 gouden Philippus gulden jairlicx hem aangeërfd van zaliger Elisabeth zaliger Willem van Riebeecks huijsvrouw was, zijn moeder, en hem van vrunden en magen toebedeijlt, uijt huijs aenden bandijck streckende aende Stadterve.

Op 4 februari 1538 Goesen van Riebeeck, schout in Achttienhoven, Cornelis Beerntss en Jan Willemss, schepenen, compareren mr. Jacob van Broeckhoven, canonick St. Marie, pacht viertel van de Zuijtweij, na opdracht van Mr. Jacob van Jutfaes Jacobss, juffrouw Pontiana Jacob van Jutfaes’weduwe zijn moeder en mr. Aelbert Beijnop gehuwd met Janna. Op 13 februari 1554 na overlijden van mr. Jacob nu Anthonis Gevertsz zijn neve. Op 10 december 1558 na overlijden van Anthonis Gevertsz nu Steven Geverts zijn broer. Op 10 mei 1561 na overlijden van Steven Gevertsz nu Jan Gevertsz zijn broer.

Op 20 augustus 1552 Jorifaes van Hollant, schout, Jan Heijnrickss van Oemeren, Gijsbert van Cleve en Heijnrick Aertsz van Oemeren, schepenen, compareren Mr. Jacob van Broechoven die transporteert op Andries van Broechoven gehuwd met Margriet Gerritsdr zijn broeder, 3 jaarlijkse losrenten van samen twee goudgulden en twee carolus gulden, gevestigd op twee huizen en hofsteden binnen Wijk aan de bandijk, en een akker land van omtrent acht hont ter Goeder Maeten gelegen, strekkend van de Trechterwech beneden tot aan die Groen Cromschtwech. Deze renten waren hem in huwelijkse voorwaarden beloofd.

Rekeningen van het Heilige Sacramentsbroederschap binnen Wijk bij Duurstede, 1552-1553: Ontfangen van meister Jacob de Broechoven, raidt inden Hove van Vtrecht van rent die jairlicx verschint op ten Paes dach staende op die huijsinge van Jan die Cock zeliger die hem toegesciert sijn vanden gerechte van Wijck I gulden V stuver. In 1552-1553 renten ontvangen van onder andere Mr. Jacob van Broechoven, raed Hof van Utrecht, op huijs van zaliger Jan die Cock die hem toegeschiert is door tgerecht van Wijck.

In 1553-1554 ontvangen van Glaudi Fransz van huijs dat hij kocht van Mr. Jacob van Broechoven. Op 9 januari 1554 verleent de keizer heer Nicolaes van Broechoven, kanunnik te Wijck, 4 morgen aldaar, krachtens testament van Mr. Jacob van Broechoven.

Op 23 maart 1557 her Nicolaes en her Jacob van Broeckhoven, kanunniken te Wijck, voor henzelf en vervangende Geertruijt Corlinckx hoer nicht, Andries van Broeckhoven, Marichgen van Broeckhoven, Anna Johan van Broeckhovens wedue voor haarzelf en vervangende haar kinderen, Mechtelt Corlincx voor haarzelf en vervangende Anthonis Corlinckx hoer uijtlandige broeder, Gevert van Amerongen als weduwenaar van Sophia van Broeckhoven, altesamen erfgenamen en prelegatarissen van zaliger Mr. Jacob van Broeckhoven, kanunnik St. Marie.

Kinderen:

1  Nicolaes van Broechoven, kannunnik te Wijk bij Duurstede, broeder van het Heijlich Sacrament, overleden 5 december 1565

2  Jacob van Brouchoven, kanunnik van de St. Jan Baptist te Wijk bij Duurstede (1555), broeder van het Heijlich Sacrament, cameraar van het kapttel (1564), vice-deken (1567), overleden 9 november 1570 te Wijk bij Duurstede

3  Andries van Brouchoven, overleden 1575-1583. Gehuwd met Margriet NN, overleden > 22 april 1583

4  Maria van Brouchoven, overleden 1 maart 1568 te Utrecht

5  Johan van Brouchoven, overleden < 23 maart 1557. Gehuwd met Anna NN

Sophia van Brouchoven

7  Agnes van Broechoven. Gehuwd met Tomas Corlings


85684  Otto van Diepholz, bevelhebber van de troepen van graaf Edzard I van Oost-Friesland in de Saksische Feud, keizerlijke bewaker te Amersfoort (1538), zoon van Coenraet van Diepholz, overleden ca. 1540, begraven in de Franciscaner kloosterkerk en gasthuiskerk te Embden (D)

Gehuwd met

85685  Anna Remets Ubbena, dochter van Remet Ubbena en (?) Elske Hompen, geboren ca. 1490

Bronnen: 1) “Het geslacht van Diepholt in het Sticht en Westfalen en hun verwantschap aan de graven van Buren: een prosopografische verkenning van enkele onbekende telgen van de noord-Nederlandse adel in de 16e eeuw”, Francesco Uys Rootenberg, 2015.

Otto is aanvankelijk een bevelhebber van de troepen van graaf Edzard I van Oost-Friesland in de Saksische Feud, maar wordt later een aanhanger en legaat van de Habsburgese dynastie in Nederland, die hem in 1538 tot keizerlijke bewaker in Amersfoort aanneemt. Otto is begraven in de Franciscander kloosterkerk en gasthuiskerk te Embden (#).

Een onderzoek met uitgebreide beredening over de afkomst van Coenraat van Diepholt is beschreven in Francesco Uys Rootenberg – Het geslacht van Diepholt in het Sticht en Westfalen en hun verwantschap aan de graven van Buren: een prosopografische verkenning van enkele onbekende telgen van de noord-Nederlandse adel in de 16e eeuw, 2015. Zijn conclusie is dat Coenraat van Diepholt met een zeer grote mate van waarschijnlijkheid een zoon van Otto van Diepholt is.

Uit dit huwelijk

Coenraat van Diepholt

2  Joost van Diepholt, overleden > 1573. Gehuwd met Almuth Ukena


85686  Christoffel van IJsselstein, bastaard van IJsselsteijn, commandant van de ‘grote gaarde’ (1499), baljuw van Sint Maartensdijk en Scherpenisse (1500, 1505), Habsburgs Stadhouder-Generaal van Gelre (1508), zoon van Frederik van Egmont, overleden 1512

Gehuwd met

85687  (?) Elisabeth van Renesse, overleden > 1523

Op 23 april 1501 is Christoffel van IJsselstein, natuurlijke zoon, beleend met 100 beierse guldens jaarlijks op de tol van Gorinchem, bij overdracht door Frederik, broeder van Egmond, graaf van Buren en Leerdam, raad en kamerling, zijn vader. Op 4 augustus 1514 Marcelis van Zegerscapelle voor Willem van IJsselstein nadat Christoffel, diens vader, 2½ jaar terug op reis in dienst van de leenheer stierf.

Uit dit huwelijk:

1  Willem van Egmond van IJsselstein, heer van Lijnden, drost van Genemuiden, overleden < 4 januari 1588. Gehuwd met Margriet Joosten van Wijngaarden. Gehuwd met Elisabeth Becker, overleden > 6 december 1569

Fransken van IJsselstein


85688  Evert van Schuren, drost van Wachtendonk (1485), ridder (1493), heer van Horst (1503), zoon van Bruen van Schuren en Greijte van Vijfhausen, geboren ca. 1445, overleden 1519-1520

Gehuwd met

85689  Margaretha van Merveldt, overleden > 20 mei 1529

Bronnen: 1) http://wiki-de.genealogy.net/ Herrlichkeit_Horst, 2)  Archive in Nordrhein Westfalen.

Op 13 juli 1457 bevestigt Bernardus, pastoor te St. Gerde binnen Essen, dat hij 10 rh. gulden, die hij Evert van Schüren geleend had voor de koop van een paard, teruggekregen heeft. Op 20 april 1461 brengen Everd en Coird van Schüren, gebroeders, een erfdeling tot stand waaronder de hof te Roiddensch valt. Op 23 april 1461 treft Johannes van Schuiren, kanunnik te Essende, een erfdeling met zijn broeders Everde en Coirde van Schuren, waarbij hij afziet van zijn vaders erve, met uitzondering van de Scheperskamp en de hof te Ruddenscheide en de schuldbrief uit het Schenckambt.

Circa 1470 verpanden Jorgen van Weijntorpe en zijn echtgenote Mette … of de Honrewijssche aan Everde van Schuren.

Op 27 september 1493 verpanden Jorien Weijentorpe en zijn echtgenote Mette het Honerkempken aan ridder Everde van Schueren. Op 24 april 1498 verkopen Arnt van der Horst, burger van Boeken, en zijn echtgenote Tele, de helft van hun goed Hindervelt te Eijberge in het kerspel Stele, dat Rutger Plucketijn bebouwd, aan ridder Everde van Schuren en zijn echtgenote Margarete. Op 26 mei 1499 geeft Hinrick Brant van Vrijllendorp ridder Everde van Schuren het recht om een rente uit Meckelbeck terug te kopen. Op 9 juni 1501 verkoopt Johan van Ekell, zoon van de echtelieden Hunekes en Cathrine, met toestemming van zijn moeder, het hof toe de Berg aan ridder Evert van Schüren.

Op 9 mei 1503 verkopen Evert van Schuren, heer ter Horst op de Roer, en zijn echtgenote Margareta een rente uit de goederen ter Horst op de Ruijr, Boill, Kloisterberge, Boickholt en Meckelenbeick in het gericht Horst en uit de goederen te Werendorpe, aan Bernde Rijsken van Steill, kelner, en de acht oudste altaristen van het altaren S. Martine, Georgii, Stephani, Nicolai, Katharinae, Omnium sanctorum, Petri en Michaelis in Münster te Essende. Op 16 maart 1504 staat Johan van Dungelen af aan ridder Evert van Schuren, heer ter Horst op de Roer, de dochter van Telken Mollensijpes en ontvangt daarvoor Geijrtkens, dochter van Elsen van Wentrop. Op 1 mei 1505 verkoopt Rutger Roijffhaick aan ridder Everde van Schuren het recht tot vrije losse dat hij aan het stuk land genaamd de Wijdenkamp in de Ouen beneden Dailhusen, genaamd Dailhuser Ouen, bezit en dat Hinrick Schulte van Hatneggen zolang bezeten heeft. Op 2 januari 1507 sluiten de acht oudste altaristen van Münster in Essende een overeenkomst met ridder Everde van Schuren, heer ter Horst op de Roer, over het goed en tiend Boill in het gerecht Horst, waarvan zij afstand doen ten gunste van de ridder en zijn echtgenote Margareta en een roggerente daarvan behouden.

Op 7 maart 1513 doen Johan van Aldenboickem, drost te Goijch, en zijn echtgenote Margrete, afstand van het erfdeel van ridder Evert van Schuren, heer ter Horst op de Roer, en zijn echgenote Margrete, dat hen later zal toekomen, met uitzondering van de gedane toezeggingen bij de huwelijkse voorwaarden. Op 20 oktober 1517 draagt Wilhelm Hugenpoit, erfschuldenaar (?) van de hof Eijckel, over aan ridder Evert van der Schüren, de eigenhorige Mette dochter van Katrijne Meierschen van Nijenhusen, en ontvangt daarvoor Katrijne, dochter van Telen Meierschen van Weijentorp. Op 22 februari 1519 verklaren Rutger op de Berge en zijn echtgenote Anna van Schüren, dat ridder Evert van Schüren en zijn echtgenote Margarete zowel als hun zonen Aleff, Bruijn en Johan van Schüren, beloofd hebben 1000 gouden guldens als bruidschat voor hun enige dochter Anna te betalen, welke som heden betaald wordt, waarmee de echtelieden tevreden zijn.

Op 20 mei 1529 draagt Anna gravin van Limburg, dochter te Styrum, abdis te Herford en Scholasterin te Essen, haar woonhuis te Essen genaamd het wijlen Engelbert Moeken Huis, waarin de weduwe van Evert van Schuijren al enige tijd woont, levenslang over aan jonker Jorijen graaf van Limburg, heer van Styrum, haar broeder.

Uit dit huwelijk:

1  Bruijn van Schuren, heer van Horst, ambtman van de Tieler- en Bommelerwaarden (1530), overleden < 18 oktober 1562. Gehuwd met Aleijt van Haeften, overleden < 13 februari 1605

2  Anna van Schuren. Gehuwd < 22 februari 1519 met Rutger op de Berge, schepen tot Weze

3  Johan van Schuren, heer van Horst, overleden > 9 september 1535

Adolf van Schuren


85690  Frederik van Diepholz, graaf van Diepholz (1510-1529), zoon van Rudolf van Diepholz en Elisabeth van Lippe, geboren ca. 1490, overleden 1529 te Essen (D)

Gehuwd in 1523 met

85691  Eva van Regenstein, dochter van Ulrich van Regenstein van Blankenburg en Anna van Honstein van Vierraden, geboren ca. 1495, overleden 1537

Bronnen: 1) Wikipedia, 2) Archive in Nordrhein Westfalen.

Van 1510 tot 1514 regeren de broers Frederik, Johan en Coenraad gezamenlijk over Diepholz. De broers ondertekenen in 1514 een verdrag waarin de enige regel aan Frederik wordt toegekend. Hiermee erkennen ze Frederik als enig heerser en worden financiële regelingen getroffen waarmee Johan en Coenraad kanunnik worden in Keulen. Diepholz wordt voortdurend aangevallen door de bisschop van Minden, ondanks het feit dat de aartsbisschop van Keulen, de paus en de heilige Romeinse keizer ‘inhibitoria’ hebben bevolen de bisschop op te dragen de vijandelijkheden te staken.

In 1519 treedt Frederik toe tot de coalitie van de prins-bisschop van Hildesheim in de Diocesane Feud van Hildesheim. Dit leidt er toe dat Frederik en zijn bondgenoten onder keizerlijk verbanning door keizer Karel V worden geplaatst. Om zijn eigendommen verder te beschermen, ziet hij in 1521 af van de gebieden rond Auburg ten behoeve van graaf Philip van Hessen. Op 12 december 1521 bepalen Erik, bisschop van Osnabrück en klooster Paderborn, hertog van Braunschweig-Lüneburg, graven Philipp de Oude, Midden en Jonge von Waldeck, graven Johann en Jost von Holstein-Schaumburg, graaf Eberwin von Bentheim, graaf Arnd zu Steinfurt, de heer Simon vanLippe , graaf Otto von Tecklenburg, graaf Jost, Johann en Erich von Hoya en Bruchhausen, graaf Otto von Rietberg en graaf Frederik von Diepholz, ter gelegenheid van hun alliantie met de graven van Harz, het aantal stokken en voetbedienden dat elk van hen ter beschikken stellen en verkiezen bisschop Erik von Osnabrück en Paderborn, graaf Philipp de Oudere van Waldeck en graaf Eberwin von Bentheim als kapiteins voor de komende zes jaar.

Frederik trouwt in 1523 met Eva von Regeinstein. Onder haar invloed introduceert hij de reformatie in Diepholz.

Op 16 januari 1527 ‘up Antonii avent’ draagt Joist, heer van Bronckhorst en Borklon, ​​zijn boerderij in Ising in het kerspel van Staleken, die hij erfde van zijn voorouder Elisabeth, over aan zijn neef Frederik, edelman van Diepholz.

Hij overlijdt in 1529 aan de Engelse koorts tijdens een bezoek aan zijn zuster Irmgard in de abdij van Essen. Frederik’s broer Johan komt direct terug uit Keulen en eist de macht op in Diepholz. Het sluit een overeenkomst met Eva von Regenstein dat hij niet de rechten van zijn neef Rudolf zal schaden.

Uit dit huwelijk:

1  Rudolf van Diepholz. Gehuwd op 27 juli 1549 met Margarete van Hoija-Nienburg, overleden 2 november 1596

Anna van Diepholt

3  Frederik van Diepholz, overleden 1585. Gehuwd met Anastasia van Waldeck


85692  Albert Knipping, heer van Matena, zoon van Johan Knipping en Anna Margaretha van Plettenburg van Meijerich, begraven 9 juni 1536 te Dincker (D)

Gehuwd met

85693  NN van Lünen

Bronnen: 1) “Westphälischen Geschichte mit vielen kupfern, dritter teil”, Johann Diederich von Steinen (1757), 2) Archive in Nordrhein Westfalen.

Uit dit huwelijk:

Albert Knipping

2  Margarete van Wijten, overleden < 26 juli 1554. Gehuwd met Jasper van Graffen


85694  Herman van Calenberg, knape, heer van Lichtenau, Westheim en Wettesingen, zoon van Herman van Calenberg en Hildeborg van der Windelen, geboren ca. 1450, overleden > 1520

Gehuwd met

85695  Anna van Papenheim, dochter van Curt Rave van Papenheim van Cogelnberg en Margaretha van Hidessen, overleden > 1520

Bronnen: 1) “Westphälischen Geschichte mit vielen kupfern, dritter teil”, Johann Diederich von Steinen (1757), 2) Archive in Nordrhein Westfalen.

Op 9 februari 1495 ‘op maandag na onze lieve vrouwedach purificationis’ beleent Revers Simon, Bisschop van Paderborn, Hermann von Kalenberg de jonge met het leengoed de burgleen op het kasteel in Warburg bij het oude stadskerkhof, met twee liter wijn uit Warburg, met twee hoeven land naar Lutken Daseberg met een Kothof en Ansedel daar, met een hoeve land Menne, met een Kothof en Ansedel daar, met een zesde van het hof in Lichtenau en de Vesteyn in Masenheim en de Horne op het veld voor Lichtenau voor de Dijberg, met de tienden in Herlinchusen en de Masemer kunst, al deze koninkrijkjes behoren voor de helft aan Rave von Kalenberg. Verder een weiland tussen de Wythorne en de Ohme am Berg en de brug in Ossendorf en Menne.

Van 23 oktober 1500 dateert een leenbrief van Hermann Aartsbisschop van Keulen, keurvorst, administrateur van Paderborn, waarin hij Hermann von Calenberg Hermannszoon beleent met een burgleen in Warburg aan het oude stadskerkhof, plus tien liter wijn, twee hoeven naar Lütken Daseberg met een Kothof en Ansedell naar Hovenhort, één hoef naar Menne met een Kothof en Ansedell, het zesde deel van het gericht in Lichtenau en over ‘dat vesteyn to Masenheym’, de Horve voor Lichtenau voor de Dißberge, tiende in Herlinchusen met de Masenemerart – de helft hiervan is ook van Wolf en Rave von Calenberg, een burgleen in Lichtenau met één weide tussen de Wytborne en de Ohme, ‘schaftrift’ in Ossendorf, Ansedell and Hove naast het burgleen-kerkhof in Warburg met vier uitwerpselen in de hoeve voor de St. Johanspoort en het hof erboven, zes kwart gallon wijn van de kasteelwijn, twee pfennigs en een kip uit het Orthaus in de bovenstraat van de oude stad Warburg bij de Johannistor, twee pfennigs en een kip uit een huis in de bovenstraat tussen Cort Kosters u en Mertin van Nydensteyn Een schepel tarwe uit een hoef in Corbecke, twee hoeven in de woestijn bij Neyn (1550 Neigen) tussen Corbecke en Borgentreich, een hopheuvel voor Warburg bij de Nedermolen in Molhusen.

Op 14 april 1504 ‘dominica quasimodogeniti’ doet de schildknaap Herman van Kalenberg, zoon van de overleden Herman, met toestemming van zijn vrouw Anna, zijn ouders en zijn geslacht van Kalenberg’s zielenheil, afstand van zijn rechten op het dorp Dalheim ten gunste van de prior en het klooster van de Dalheim.

Op 31 augustus 1507 ‘dinstag neist suntt Johanedecollatione dage’ verlengt Wulf van Kalenberg, voor zijn broer Herman, bij Barbara von Wesenberg, abdis van Neuenheerse, de belening met de boerderij in Masenheim voor Lichtenau, 5 hoeven land in het veld te Wettesingen, 5 hoven land in Wulfhagen, die de 20e bundel als tiend geven, waarvan een deel in het veld bij Langelen, en met een boerderij in Oisterhussen. Op dito verlengt Herman von Kalenberg voor zijn broer Frederik, bij Barbara von Wesenberg, abdis van Neuenheerse, de belening met 3 binnenplaatsen, een kot en een nederzettingshof in Oberlistingen, die vroeger kanunnik Henrich Driborch had, met een kot naar Wettesingen achter de Berghave tussen de Hoppenhof en de kosterij, evenals een kot bij de stenen brug in het dorp in de richting van de bovenweg, met een binnenplaats onder het kasteel naar Kalenberg op weg naar Wettesingen bij de Siek onder de Goldener, voorheen een leengoed van Friedrich von Windelen.

Op 13 mei 1517 ‘up sunte Servaes dach des hillighen bisscopes’ verklaart de schildknaap Hermann von Kalenberg, dat hij het Dalheim klooster heeft gevraagd hem een ​​of twee keer per week op de Dalheim-weide bij de Bleikuhle te laten grazen, met uitzondering van mensen die in het westen wonen, die alleen zijn uitdrukkelijke toestemming hebben om de weide te gebruiken . De overeenkomst is geldig voor een jaar.

Uit dit huwelijk:

1  (?) Margareta van Calenberg van Westheim

2  Rembert van Calenberg, ridder, heer van Westheim en Wettesingen, geboren 1515, overleden 1572. Gehuwd in 1545 met Margaretha van Calenberg, overleden > 1586


85762  Wouter Jacobsz de Wijse, leenman van de hofstede Zuilenburg, zoon van Jacob de Wijse, overleden 1501-1505

Oudschilgeld Darthuizen, 1470: Jan van Broechusen wat lants, 1 mud rogge, gebruikt Wout de Wijse.

Op 8 februari 1472 wordt Wouter Jacobsz beleend met twee en een halve hoeven in Darthesen, genaamd Woudenbergs goed, bij overdracht door Lodewijk de Waal voor Agnes, dochter van Arnout van Broekhuizen, diens vrouw. Op 12 mei 1497 Wouter Jacobsz waarna overdracht aan Willem de Cruve Willemsz voor Elisabeth, zijn dochter en diens vrouw.

Op 4 februari 1475 Jan van Zulen van Nathenwisch, schout van Nederlangbroek, compareren Jacob van der Coppell gehuwd met Peternelle, transporteren op Jan van Velpen ½ hoeve in Nederlangbroek, zoals hem aangekomen van Jan van Rienen, Geertruijt ziinre zuster en Ot van Leersum siinre neve. Over waren Lodewick die Waell en Wouter die Wijse Jacobssoen.

Tienden van de Dom in Langbroek, 1475: 50-2 Wouter die Wijse. 1479: 50-2 Wouter die Wijse. 1486: 50-2 Wouter die Wijse, 50-3 Wouter die Wijse, 50-4 Wouter die Wijse. 1493: 50-3 Pelgrim van Velpen & Wouter de Wijse. 1494: 50-3 Wouter de Wijse, 50-4 Wouter de Wijse & Pelgrom van Velpen. 1495: 50-3 Wouter de Wijse.

Tienden te Doorn, 1477 en 1478: DA Wouter die Wijse. 1479: DA Wouter Jacobss die Wijse.

Op 3 juli 1488 Cornelis Zammell heeft doen ontwaren Wouter Jacobsz de Wijse 2 ackeren lants te Leersum en dat goet tot Rijet te Derthesen, twelck bij Wouter uijtgedaen is. Op 3 april 1492 Wouter die Wijse Jacobss draagt op leen van het goed geheten de Rijet in Derthesen ten behoeve van Elijsabeth Woutersdr zijn dochter en na haar dood op Katrijna Woutersdr haar jongste zuster. Op 7 mei 1505 Elijsabeth Wouter die Wijsendr wordt beleend met het goed te Rijt, hulde doet haar man Willem de Cruve.

In 1492 Jan Tijmanss Vos ontvangt 4 morgen in Nederlangbroek, Wouter de Wijse pacht 1 hoeve in Overlangbroek van St. Marie die hij al had.

In 1498 tijende uit het gat van de berch bij Doern: Gerrit Dirckx te Leersum, met als borgen Wouter Jacobss die Wijse te Derthesen en Jacob Claess te Doern.

Op 6 juni 1501 Aernt Herman die Wijsesoen versocht na dode sijns vaders de Molencamp bij de Capelle van Darthesen strekkend metten NO-eijnde aan de Gemenewech en metten ZW-eijnde aan land toebehorend Johan van Broechuijsen Dirckx. Aert transporteert meteen aan Egbert die Wijse Hermansz zijn broer, voor wie hulde doet Wouter de Wijse, hun oom.

Oudschildgeld Darthuizen, november 1501: Wouter die Wijse van half die Clemp 4½ morgen, betaalt Willem die Cruijf.

Kinderen:

Elijsabeth Wouters de Wijs

2  Katharina Wouters de Wijs

3  Jacob Woutersz de Wijs


88392  Jacob Adriaensz Schilperoort, zoon van Adriaen Gerritsz Schilperoort en Trijntje NN, geboren 1500 te Scheveningen, overleden <1540

Gehuwd met

88393  Jannetje Matheus, dochter van Thonis Willemsz en Katrijn Cornelis, geboren te Scheveningen, overleden 1555 te Scheveningen

Uit dit huwelijk:

Cornelis Jacobsz Schilperoort


88394  Joris Adriaen Ottesz

Kinderen:

Corsgen Joris Oosterbaan


88398  Adriaen Cornelisz den Jaghe (den Otter), lijndraaier, kerkmeester (1555), caegerman (1588), geboren 1518 te Scheveningen, overleden 1589 te Scheveningen

Gehuwd in 1559 te Scheveningen met

88399  Jannetje Jacobs van Schilperoort, dochter van Jacob Sijmonsz van Schilperoort en Pleuntje Hubrechts, geboren 1518 te Scheveningen, overleden 1588 te Scheveningen

Adriaen woont van 1543 tot 1561 op verschillende adressen in de Westerstraat in Scheveningen en bezat een lijnbaan aldaar aan de Haagweg, afgezet met bomen om het stuifzand tegen te gaan. De straat heet later De Laantjes, momenteel Nieuwe Laantjes. Adriaen wordt vermeld in het schuldboek van Rotterdam.

Uit dit huwelijk:

1  Wouter Adriaensz, geboren ca. 1568

Leuntgen Arents den Jagher

3  Cornelis Adriaensz den Jagher


88526  Ulrich van der Wartel, geboren ca. 1485

Kinderen:

Claartje van der Wartel


93664  Adriaen Dircksz, geboren ca. 1480, overleden > 1 oktober 1562

Gehuwd met

93665  Willemtgen NN, overleden < 25 februari 1553

Op 25 februari 1553 ontvangen Anthonis Thonisse de Ridder, gehuwd met Gerrichge Adriaan Dircxdr, en Geertruijt weduwe van Dirck Ariaens met haar voocht Reijer Reijerss, van Adriaen Dircx, hun vader, het erfdeel van de overleden Willemtgen, hun moeder.

Op 1 oktober 1562 Cornelis Jacobsz, wonende Odijk, mitsgaders Adriaen Dircksz, wonende Ganssteeg te Utrecht, als voogd en momber over de onmondige kinderen van Dirck Aertsz, te weten Lijsbeth, Alit en Belij, doen afstand ten behoeve van Reijer van Langelaer van alle goederen hen aanbestorven door dode van Gijsbertje Dircksdochter, huisvrouw van Reijer van Langelaar.

Uit dit huwelijk:

Dirck Aertsz

2  Gerrichge Adriaan Dircx. Gehuwd met Anthonis Thonisse de Ridder, overleden > 1591


99008  Henric Cruven, schepen van Woudenberg (1443), overleden augustus 1459

Op 22 november 1442, 8 april 1453 en 2 augustus 1459 is Hendrik Cruve belendend ten westen aan 34 morgen op Eecrijs, op 8 februari 1474 is dit Reiner Hendrik Cruvenz.

In 1443 ‘donderdach na Onse Vrouwe Lichtmis’ Jacob van Scherpenseel, scout te Woudenberch, vanwege de Jhr van Gaesbeeck, Johan van Wagensvelt, Aernt van Schaffelaer, Henric Cruvensoon, Dirck Both Henricssoon, Henric van Broechuijsen Willemssoen, Henric van Glijnthorst en Gerrit van Gerderen, schepenen aldaar.

Registers morgengeld Woudenberg. Klein Groenewoude: 1446 Henric Kruvenz 40 morgen, 1470 Reiner Kruven 40 morgen, solvit Reiner die Cruve 34 stoters en Gerijt Cruven 6 stoters.

Op 8 april 1453 is Heinrick Cruvensz ten noorden belendend aan 1½ hoeve geheten Gruenenwoude te Woudenberch op Eijckrijs. Op 22 augustus 1459 zijn Henric Cruven erfgenamen ten zuiden belendend aan 2 hoeven te Woudenberch op Eeckrijs en getijmeer geheten Gruenewoude.

In 1460 ‘St Martijnsdach’ den tijnse tot Woudenberch op Eeckerijs: Henric Cruven erfgenamen half de tijns van 12 morgen.

Kinderen:

1  Gerijt Hendricksz Cruven

2  Reiner Hendrik Cruvensz, schepen van Woudenberg (1466, 1467, 1478), overleden 1478-1485


99010  Lambert Jansz, overleden > 29 november 1516

Gehuwd met

99011  Geertruijdt NN

Tienden van de Dom in Doorn, 1459: Lambert Janss, borgen Peter Korsgens, Dirc van Zijll, Henric Gerijtss van Velpen. Tienden van Dom in Langbroek, 1464: Henric Gerijtss, borgen Henric Willemsz en Lambert Janss. 1478: Lambert Janss

Op 26 november 1468 voor Johan van Zulen van Nathewisch, rechter van Nederlangbroek, compareert Gijsbert Jansz die transporteert voor hemzelf en zijn kinderen een rente van 3 vrancr. scilden uit 6 morgen in Nederlangbroek. Over Lambert Jansz en Jacob Claess.

Oudschildgeld Doorn, 1470: Lambert Janss 7 mud rogge Amersfoorts, self 7 stoter.

In 1486 op St. Maria Magdalena avont, voor Johan van Sulen van der Nathenwisch, schout in Nederlangbroek, compareert Henrick van Walenborch, transporteert aan Dirck Lambertss en Evert Evertss 4 morgen beneden de kerck gelegen. Over waren Lambert Jansz en Jan Ghijsbertss. Op 1 februari 1486 voor Jan van Zuelen van Nathenwisch, schout van Nederlangbroek, compareren Korsken Peterss, Jacob en Peter van Velpen, gebroeders, en Henrijcgen hun suster met Gijsbert van Velpen haren oudevader en gecosen voogt, transporteren aan Dirck die Groet Henrickx een ½ hoeve. Over waren Jan Henrickx en Lambert Janss.

Op 29 maart 1486 voor Johan van Suijlen van Natewisch, richter, hof- en tijnsmeester in Doorn, compareert Lambert Jansz die in erfpacht ontvangt van Gheerloff van Meaux van Vorsselaer 1 hoeve met hofstede in Tuijl aan vele perdelen, te weten een hofstat van 7 morgen, een stuk lant opt Wildelant houdende mitten broeklant omtrent 16 morgen, een geer van 7 moregen, een acker inde Wijsteeen van 2 morgen en 2 strijpen in de Catwinckel 1 morgen strekkend van het Wildelant tot in de Wetersloet toe, van welke hoeve Lambert Jansz mij de vrije tijnsweer op datum dezes briefs heeft overgegeven. Op 13-14 november 1487 verklaart zuster Geertruijd Aelbertsdr, priorin van de regularissen van St. Barbara binnen Amersfoert, verkoft te hebben aan Gheerloff van Meaux van Vorsselaer een erfrente ons aangekomen van Dirck van Eijmeren in 1471, donderdach voor St. Remigiusdach, uit een hoeve te Doern waar nu Lambert Jansz op woent. Er is nog sprake van 2 mud rogge uit dit land die Lambert ons schuldig is.

In 1487 op St. Petersavont, voor Johan van Sulen vanden Nathenwisch, schout van Nederlangbroek, compareert Lambert Jansz die transporteert aan Cornelis Lamberts en Anthonijsge Lamberts, zijn zoon en dochter, een rente van 2½ postelaetsgulden uit 6 morgen in Nederlangbroek.

Op 27 februari 1488 is Gerrit Cruijf Henricksz en Machteld, zijn vrouw, beleend met een stuk land in het gerecht Leersum met toebehoren, bij overdracht door Lambert Jansz. In 1488 op Onze Lieve Vrouwe dach Nativitas, voor Johan van Sulen van den Natenwisch, schout van Nederlangbroek, compareert Dirck Lambertss die transporteert aan Evert Ghijsbertss 4 morgen. Over waren Lambert Jansz en Jacob Claesz.

Op 10 september 1492 Lambert Jansz gehuwd met Geertruijdt (die afziet van lijftocht) verklaren verkocht te hebben en betaald te zijn door heer Jan van Garderen, decken te Wijck, een halve hoeve geheten den Groten Camp te Doorn.

Des Domproests tinsch to Doern oct martini 1499: Lambert Jansz een halve hoeve daer hij op woent 5s. 1505: Lambert Jansz van 1 hofstadt daer hij op woent in Doern 5s.

Oudschildgeld Doorn, 1501: Lambert Jansz en Goert zijn broeder 9 mud rogge, betaalt Lambert zelf 6 morgen en Henrick Jansz 3 morgen.

In 1502 op ‘St. Matheusavont’ Jan Claesz verklaart schuldig te wesen jaarlijks 2 gouden guldens aan Mr. Samuel Gijsbertsz, kanunnik van St. Jan Baptist te Wijk, uijt een tijnsgoed geheten Velpen in Doorn, hem aangekomen van zijn moeder Geertuijt. Over als thinsgenoten Lambert Jansz en Jan Ottensz. Op 11 juli 1502 voor hof en tijnsmeijster en scout te Doorn compareren Cornelis Gijsbertsz gehuwd met Maria. Cornelis maakt zijn vrouw al zijn roerend en onroerende goed tot haar rechte lijftocht, over als bueren Gerijt van Wijck en Lambert Jansz. Op 18 november 1505 Jan Claesz verklaart schuldig te wesen 4 gouden gulden aan Cornelis Aertsz uijt een tijnsgoed geheten Velpen te Doern, omschreven als 1502, hem aangekomen van zijn moeder Geertruijdt. Over Lambert Jansz en Gerijt van Wijck.

Op 29 november 1516 Gherijt Cruijff Henricksz gehuwd met Mechtelt, na opdracht van Lambert Jansz de tinsweer van 1 stuck lant. Aernt Lambertsz na opdracht door Gerit Cruijff Henrickx 1 stuk land.

Uit dit huwelijk:

1  Mechelt Lambert Jans

2  Aernt Lambertsz

3  Cornelis Lambertsz

4  Anthonijsge Lamberts


103424  Jacob Vermeer, geboren ca. 1436, overleden > 14 februari 1515

Jacob Vermeer compareert voor de bank van Overbetuwe, doet aanspraak (1507) en getuigt op St Valentijnsdag 1515 ten aanzien van een pacht.

De nazaten van Jacob Vermeer dragen al zeker sinds de 16e eeuw een wapen (zie afbeelding links). In zilver een dubbelkoppige zwarte adelaar, rood getongd, goud gesnaveld en gepoot. Helmteken (niet afgebeeld) de adelaar. Dekkleden zilver en zwart.

Kinderen:

1  Jan Vermeer, gegoed onder Herwen, schutterskoning te Herwen (1480), geboren ca. 1461, overleden > 1527. Gehuwd ca. 1483 met Fijke NN

Arndt Vermeer

3  Henrikske Vermeer, geboren ca. 1465, overleden > 1527


103600  Johan Sluijsken, lid van het St. Nicolaas Broederschap (1476), zoon van (?) Derick Sluijsken en Hille NN

Kinderen:

Pouwel Sluijsken

2  Belija Sluijsken. Gehuwd met Johan Gaijmans

3  Hendrick Sluijsken

4  Johanna Sluijsken. Gehuwd met Johan Gaijmans, gerichtsman van de Veluwe


103602  Evert Gaijmans, zoon van Johan Gaijmans en Catharina van Silvolden, overleden 1503

Gehuwd met

103603  Luitje Sluijsken, dochter van (?) Derick Sluijsken en Hille NN, overleden > 1505

In 1474 leent Evert Gaijmans de stad Arnhem 10 Rijksgulden.

Op 28 augustus 1475 oorkondt Zeijne van Brockhusen, stadhouder en richter van den landdrost van Veluwen, dat heer Herman Brant, prior van Molenbeek, verkocht heeft aan Evert Gaijmans zoon en diens vrouw Luijte een rente van 4 oude schilden ’s jaars, gaande uit het goed Ten Veen. Gegeven int jair onss Heren dusent vierhondert vijff ende tsoeventich op tSente Johans avondt decollationis. In 1482 geeft Evert, ter vervanging van een rente van 4 oude schilden, een hypotheek op een huis in de Rijnstraat genaamd ‘den Grijp’ over aan Henricus Ceelman en Theodora. Op 8 april 1490 dragen Evert Gaijmans zoon en zijne vrouw Luijt aan Henrick Zeelmans zoon en diens vrouw Derixken over een rente van 4 oude schilden ’s jaars, gaande uit het goed Then Vene, gelegen in het kerspel van Ede in de maalschap van Benthenem, met de daartoe strekkende overdrachtsbrieven. Gegeven in den jaeren onss Heren duisent vierhundert ind tnegentich des Donresdages post Palmarum.

In 1476 compareert Evert samen met zijn broer Lubbert in de verdeling van een erfenis van hun broeder Gadert zaliger.

In 1485 wonen zij in een huis in de Konijnckstraat te Arnhem met als buur zijn neef Gadert Gaijmans. Hij heeft mogelijk ook gewoond in de Kerkstraat.

Uit dit huwelijk:

1  Johanna Gaijmans, overleden ca. 1478. Gehuwd met Evert Gaijmans

Alijt Gaijmans

3  Johan Gaijmans


103604  Willem van Doornick, schepen (1433-1458) en burgemeester (1443) van Arnhem, stadhouder van het gericht (1444), zoon van Wijnant van Doornick, geboren ca. 1400, overleden > 16 maart 1459. Gehuwd (?) met Margriet NN

Gehuwd met

103605. Agnes van Heerde

Links het zegel van Willem van Doirnick, schepen te Arnhem, op 29 mei 1454. Randschrift: S WILLEM/VA DO-NIC. Voorstelling: wapenschil met dwarsbalk, gewende helm met staand dier, twee wildemannen als schildhouers (Bron: Gelders Archief, numer 2000-6161-reg.no. 930/1).

Op 14 december 1429 ‘des iersten daiges na Sente Lucien dach der Heiliger jonfrouwen’ oorkonden Winant Ridder en Jacob Bijerwissch, schepenen te Arnhem, dat Wilhem van Doirncik en Wouter Brentinck op nader aangegeven wijze een magescheid tot stand hebben gebracht tusschen Gerit van Kreeck, diens vrouw Geertruijt, Derick Uden zoon, diens vrouw Aleit, en Griete, weduwe van Henrich Lijndman, zuster van Geertruijt en Aleit, ter eenre, en Claes Henrick Snijders zoon ter andere zijde, van de goederen, Claes aangekomen van zijn ouders.

In 1441 draagt Jacob van Aemb en tijnsgenoten op aan Willem van Doirnick een tijns van zes oude schilden uit het huis het hofstede van Gherit van Rijckerswoirde Gheerlochs soen in de maalschap van Rijckerswoirde kerspel Elst.

In 1455 een quitantie van Arnoldus van Ghoer, overste-rentmeester van ’s Lands van Gelre, voor Willem van Doirnick, wegens van hem namens Johan van Lijnden, heer tot Hemmen, ontvangen 100 rijnse guldens in afkorting op de door dezen aan den Hertog verschuldigde 300 guldens, waar Johan er 100 van betaald heeft. In 1458 een schadeloosbrief van Gerit van Aller voor Willem van Doirnick, Claes van Aller van Stoutenborch en Sweder van Angeren terzake van een borgtocht ten behoeve van Gelijs van der Putt, burger te Gent.

Op 16 maart 1459 ‘op Sent Gertrudenavendt Virginis’ oorkondt Wilhem Heuck, richter in de Overbetuwe, dat Willem van Doernick en zijn vrouw Margriet overgedragen hebben aan Jacob van Scilfhouden een kamp land, groot 4½ morgen, in het kerspel Driel, genaamd Ruterskamp, in het oosten begrensd door het land van het convent van Mariendale, in het zuiden door de Elderzeghe, in het westen door het land van Roloff Momme en in het noorden door de Drielsche Zeghe.

Uit dit huwelijk:

1  Henrick van Doirnick, heer tot Doornik, overleden 1500-1501. Gehuwd in 1471 (huwelijkse voorwaarden in 1471) met Aleid van Bemmel, overleden < 1500

Willem van Doornick

3  Wijnant van Doornick, kanunnik van de St. Pieter te Utrecht


103608  Arnt Tolleken, leenman, zoon van Rutger Tolleken en Hadewich Voet, geboren ca. 1465, overleden > 1518

Vermeld te Arnhem in 1484. Beschreven met een haakbus, harnas en tuig op de lijst van een wapenschouw van Arnhemse burgers in 1497.

Hij is beleend met goederen te Warmerslagh, met het Broeckstuk (1502).

Arnt Tolleken is in 1503 op maandag na St. Pontiaan, in tegenwoordigheid van Gerlich Putselair en Rijckwijn Jansen, leenmannen van Johan van Egmond, heer van Bahr, op dezelfde voorwaarden als zijn vader, beleend met Truijkens’ Halve Hoeve te Westervoort. Hij is tevens beleend met vier morgen land in Westvoorderbroek, leenroerig aan het slot en huize Middachten ten Zutphense rechte.

Hij koopt in 1507, luidens bezegde brief in dato woensdag na half vasten, gegeven door Wolter Vijsscher, vanwege Willem grave van den Berg en heer van Bilant, richter en statwalter der bannerheerlijkheid Bahr, een perceel gronds te Westvervoort, leenroerig aan deze heerlijkheid.

In 1509, op maandag na St. Valentijnsdag, wordt door Gaert Gaijmans, Gijsbert van den Bergh, Arnd Weresh en Willige Vos, voogden van de twee minderjarige kinderen van Rutger Tulleken, te weten Stijn en Reinder Tolleken, een magescheid gesloten over de nalatenschap van hun ouders, waarbij aan de meerderjarige zoon Arnt 15 morgen lands in het gerecht van Westervoort (onder andere de Sandakker aldaar) worden toebedeeld, alsmede het door zijn ouders te Arnhem bewoonde huis naast de hofstad van Derck Hoffecamps, met een schaarweide in de Oldemarktschen slag. Aan beide minderjarige kinderen valt ten deel onder andere een huisje aan de stadsmuur te Arnhem, voormaals eigendom van Herbert van Porssenborgh, en nog huis gelegen in Johan Costers Stege, te voren het eigendom van Johan Cup.

Hij is in 1518 beleend met de Sevenhout.

Kinderen:

Rutger Tolleken


103612  Gaert Gaijmans, rentmeester en schepen van Arnhem (1494), lid en huismeester van het Sint Nicolaas Broederschap (1499-1525), huismeester van het Sint Catharijne Gasthuis, gadriaan van het Heilige Sacrament in de oude kerk van Arnhem, zoon van Jacob Gaijmans en Fie NN, geboren ca. 1450, overleden 1525

Gehuwd met

103613  Ferruina van Braefrade, dochter van Conraet van Braefrade, overleden < 1525

Ferruina erft in 1486, na de dood van haar vader en broer, het leen Het Nijenhus te Loenen.

Uit dit huwelijk:

1  Coenraet Gaijmans

2  Gaert Gaijmans

3  Anthonij Gaijmans, huismeester van Sint Nicolaas Gesticht van het Sint Catharina Gasthuis, overleden 1541. Gehuwd met Meint van Oss. Gehuwd met Metha van Wetten. Gehuwd met Geertruid van Raij

4  Willem Gaijmans

Evert Gaijmans

Evertken Gaijmans, overleden 18 juli 1575, begraven in de St. Janskerk te Arnhem

7  Cornelia Gaijmans. Gehuwd met Gart Munter


104192  Reijer Roelofsz van Wijckersloot, zoon van Roelof Zuermond van Wijckersloot en Belije Schade, leenman van de Proosdij Ten Dom, geboren ca. 1415 te Nederlangbroek, overleden < 1481

Op 11 april 1439 Henric van Grevenbroeck droeg op 7 morgen te Cothen geheten dat Leen op Reijner Roelofs van Wijckersloet. Op 11 september 1440 een leenbrief voor het convent 11.000 maechden tUtrecht ‘over die smeden’, van 8 morgen 1 hont te Cothen. Hulde doet Pouwels Drom, over waren Reijnout heer van Brederoij en Vijanen onse broeder en Roelof van Wijkersloet.

In 1447 tienden van de Dom te Cothen: Overrijnschevelt – Reijner Roelofss van Wikersloet, borgen Jan van Bemael, Willem van Bamael en Jacob Willemss. In 1450 tienden van de Dom te Cothen: Overrijnschevelt – Reijer Roelofss de Wiggersloet (sic), obrggen Willem en Jan die Ridder, fratres. Hoftijend: Claes Janss, borgen Evert Henrickx en Reijer Roelofss.

Op 24 februari 1457 pacht Reijer Roelofss van Wijckersloot pacht voor 10 jaar 12 morgen in Nederlangbroek in 30 Hoeven. Op 2 maart 1457 ontvangt Reijnaer van Wijckersloet in huer van St. Barberen en St. Laurensgasthuis te Utrecht een hoeve in Langbroek. Voor hem zegelt zijn broeder Jan Roelofss van Wijckersloet.

In 1460 landerijen van de Dom te Cothen: Reijner Roelofss van Wijckersloet 13 morgen int Overrijnschevelt.

In 1481 gebruikers van landerijen van Dom in Langbroek: Roeloff Reijnerss na Reijner Roeloffs zijn vader, 12 morgen.

Kinderen:

Roelof Reijersz van Wijckersloot


104224  Dirck van Voerst, zoon van Johan van Voerst, geboren ca. 1410, overleden > 1460

Kinderen:

Joost van Voorst

2  Willem van Voorst, ouderman te Utrecht (1487, 1491), kerkmeester van de Buurkerk te Utrecht (1503), overleden 1493 te Utrecht. Gehuwd met Hillegond NN, overleden 1521 te Utrecht


104274  Jan Woutersz van de Polle, zoon van (?) Wouter Evertsz van de Polle en Heijltje Gerrit Jans, overleden < 15 juni 1494

Gehuwd met

104275  Feijsgen Jans van Rodenburg

Op 3 februari 1486 is Johan Woutersz van de Polle beleend met een derde van 5 morgen land in Willeskop en 2 morgen land in Willeskop in een zaat, en indien Hendrik Evertsz, zijn neef, wil overdragen, moet die het heergewaad betalen. Op 13 augustus 1487 Cornelis Evertsz 2 morgen, bij overdracht door Johan van de Polle, zijn oom, en een derde van 5 morgen voor Hendrik Evertsz bij overdracht door Johan van de Polle, zijn oom.

Op 3 februari 1486 is Jan van die Polle Woutersz beleend met 5 morgen land in Kort Heeswijk. Op 15 juni 1494 Gijsbert van de Polle bij dode van Jan, zijn vader. Op 5 december 1502 Jan Jansz van de Polle voor Jan van de Polle bij dode van Gijsbert Jansz, diens vader.

Jan Woutersz van de Poll is beleend met een viertel land in Heeswijk aan de kerkweg. Op 18 maart 1486 Gijsbert Jan Woutersz bij overdracht door Johan Woutersz van de Polle.

In 1505 op ‘sondach na St. Tomaesavont’ Foeijsgen Jan Wouters weduwe van de Poll begeert schifting op Wouter Jansz van de Poll en Jan Claesz van Velpen als gehuwd met Lijsbet Jan Wouters van de Polls voorschreven dochter, kinderen van de voorschreven Jan Woutersz van de Poll.

NB: Er waren mogelijk twee Jan Woutersz van de Polle, die ik door elkaar haal. Hierbij is een verschil tussen Jan Woutersz van de Polle in de Montfoortse lijn en Jan Woutersz van de Polle in de Utrechtse lijn. In bovenstaande vermeldingen is alleen de vermelding uit 1505 van toepassing om de Utrechtse Jan Woutersz van de Polle, mogelijk zoon van Wouter Gerritsz van de Polle. Ik moet dit nog nader uitzoeken.

Uit dit huwelijk:

1  Wouter Jansz van de Poll, goudsmid

2  Lijsbet Jan Wouters van de Poll. Gehuwd met Jan Claesz van Velpen

Marijcken Jan Wouters van de Pol

4  Gijsbert Jan Woutersz van de Poll, overleden < 5 december 1502 Gehuwd met Jutte Aerts van Angeren, overleden < 19 januari 1517

5  Jan Jansz van de Poll


104320  Dirck Dirckx van der Weijde, zoon van Dirck van der Weijde, geboren ca. 1425, overleden > maart 1477

Gehuwd met

104321  Elisabeth NN

In 1449 gebruikt Dirc van der Weijde 2½ morgen erfelijk in Honswijck. In 1455 Evert Scout tot zinen live.

Op 28 oktober 1453 is Aelbert Dirckx beleend met 1 morgen in Wellincwijkervelt na opdracht van Peter Reijersz. Op 28 juni 1459 Elisabeth, gehuwd met Dirk van der Weide. Op 25 maart 1476 Gerard Albertsz.

Op 14 april 1459 een leenbrief van Lijsbeth van der Weijde Dircs geechte wijf van der Weijde, van 3 morgen te Honswijck. Voor haar deed Dirc van der Weijde haer man hulde. Zij transporteert dit land meteen op Danelt Roelofsz. Op 28 juni 1459 zijn Elijsabeth en Dirc van der Weijde beleend met 1 morgen in Wellincwijck int gerecht van de heer van Culemborch, strekkend van de Middelsloot inde Leck.

Op 2 juni 1466 belooft Arijaen Velkener een rente van 4 oudscilden jaarlijks gaende uijt een waard, leengoed van Culemborh, welke rente hij verkocht aan Dirck van der Weije, binnen 4 jaar te zullen lossen op straffe van verval van zijn leenweer.

Op 5 februari 1467 wordt Henric Zuermont beleend met een halve hoeve aen 4 stucken, alinghe streckende van de Wetering inde Leck. Hiervan gebruikt Dirck Dircksz van der Weijde 2 morgen daer Gherijt van Rossum opstreckende van de Weteringe then Afterwech toe.

In 1468 op dinsdach na Sondach Invocavit ontving Derick Derck Weijkensz na opdracht van Engele Peters wedue van Canenbroeck 2 morgen in Honswijck haer aenbestorven van Frederick van Canenbroeck hoer soen, opstreckend van de Wetering inde Leck. Op 29 december 1472 op dinsdach na Heilige Korsdach is Gijsbert Dircss van der Weijde gecomen mit sijn vier vierendelen alsde Derck van der Weije die Oilde en Jan Bor Gijsbertss van zijn vaders wegen en Herman Jans van Berge vanwege sijn moeder ontvangt 2 morgen in Honswijck, strekkend van de Wetering inde Leck. Zij dragen samen op aan Thonijs sijn broeder, onmondig, voor wie huldinge doet Huge van der Weije. Op 10 januari 1495 Johan Dirckx van der Weije als een toevenger ten behoeve van Willem Jansz van der Weij sijns soens, na opdracht van Ghijsbert van der Weij, beleend met 2 morgen te Honswijck, opstreckend van de Wetering in de Leck.

In 1470 morgengeld te Hontswijck: Dirc van der Weijde 10 hont. In 1470 morgengeld Tull ent Wael: Dirck van der Weijde junior 5 morgen 1 hont.

Op 10 mei 1471 maakt Peter van IJnghen sijn wijve Fije een lijftocht aan 4 morgen te Honswijck die Aelbert van der Weijde en Dirck Dirckx van der Weijde nu in enen erfpacht hebben. Op 12 mei 1471 draagt Peter van IJnghen over op zijn zoon Alaert van IJnghen vier stukken land waaronder een stuk land dat Dirck Dircksz van der Weijde nu huert.

In 1471 ‘Opten Palmavont’ voor Jacob van Rossom, scout ten Waell, compareert Jan van Zulen die ontving van Claes Gherijtss in erfpacht 4 morgen streckende uut Waelrewetering. Over waren Dirc van der Weijde, Dirck van der Weijde Dircs soen voorschreven, en Herman van den Berghe. In 1477 op ‘Heijlige Palmavont’ voor Alaert van Rossum, scout int Wael, compareert Aernt van Zulen die ontving van Claes Gerijtss 4 morgen in erfpacht. Over waren Dirck van der Weij, Herman van den Berghe en Gerijt Jansz.

Uit dit huwelijk:

Hugo Dircksz van der Weije

2  Gijsbert Dirksz van der Weijde

3  Jan Dircksz van der Weijde, overleden > 6 mei 1514. Gehuwd met Stijn NN

4  Anton van der Weijde

5  Metgen Dircs van der Weijde

6  Geerlof Dircksz van der Weijde, overleden < 14 maart 1531. Gehuwd met Truije NN


104336  Jan van Hattem, (bastaard)zoon van Reinald ‘de dikke’ van Gelre, overleden > 1422

Jan ontvangt op 29 september 1371 van zijn vader ‘hem erflijk en euwichlijck de Stadt, slodt, iuridisctie en gebiedt van Hattem met aancleven van dien’. Mechteld van Gelre, echtgenote van de Hertog van Cleve, geeft hem over enige goederen en erven in de Neder-Betuwe gelgen, wegens 3000 goudgulden, als to Inghen, Huesden, Ecke en Mauderick. In 1421 gaan de goederen op Frederick van Huesden.

Kinderen:

1  (?) Barthold van Hattem, pachter van een hofstad in die Breije te Ingen

2  (?) Roelof van Hattem

3  (?) Sophia van Hattem, overleden > 1476. Gehuwd < 4 juli 1465 met Dirk Loufsz van Eck, geboren ca. 1410, overleden ca. 1474


106504  Henrick Gerijtsz Koel, leenman van de hofstede Culemborg, zoon van Gerijt Koel en Margriet NN, geboren ca. 1440, overleden 1475-1481

Gehuwd met

106505  Elisabeth Wouters van Dichteren, dochter van Wouter van Dichteren en Geertruijt Jan Gijsberts, geboren ca. 1440 te Culemborg, overleden 1483-1485

Op 12 november 1470 wordt Hendrik Cool beleend voor Elisabeth, dochter van Wouter van Dichteren, zijn vrouw, bij dode van Johan Gijsbertsz, met twee strepen in Goilberdingen, boven Johan Geerlingsz, beneden Gerard Hackert, strekkende van de Parijse straat tot de leenheer met zijn waard, Het eerste perceel te komen op Hildegonde, hun dochter, en het tweede op Geertruida, hun dochter, met lijftocht van haar man. Op 7 maart 1481 wordt Elisabeth van Dichteren er mee beleend (na overlijden van haar man). Elisabeth wordt op 12 mei 1483 opnieuw beleend, het eerste perceel te komen op Melis, haar zoon, die Celie, zijn zuster, dan 40 oude schilden zal geven. Op 29 juli 1484 Geertruida, dochter van Hendrik Cool, zegt Celie, haar zuster, f 60 Rijns toe. Op 26 april 1485 Cornelis Eliasz voor Geertruida Cool, zijn vrouw, bij dode van Elisabeth, haar moeder.

Op 22 december 1472 ‘des anderen dages na sunte Thomas dach apostoli’ oorkonden Zweder van Culenborch, bastaard, richter te Culenborch, Zweder van Eschensteijn, Heinrick Zuermont, Herman van Doijenberch en Aernt de Man, schepenen aldaar, dat Henrick Koell na verwin eigenaar wordt van 3 morgen land op Lanxmeer, afkomstig van Jan Giisbertsz. Op 24 september 1485 oorkonden Sweder van Esschensteijn, richter te Culenborch, Heijnrick Zuermont, Sijmon die Haen, Giisbert van Dichteren en Alart van Ingen, schepenen aldaar, dat broeder Johan Berntsz, uit naam van het convent der geestelijke zusters te Culenborch, na executie eigenaar wordt van 3 morgen land op Lanxmeer, afkomstig van Henrick Koel.

Op 7 april 1473 komt Hendrik Coel in bezit van een halve hoeve op Rietveld, bij dode van Gerard, zijn vader, en overdracht door Otto Coel, zijn broer, te komen op Janna, zijn dochter bij Elisabeth, zijn vrouw, met lijftocht van Margaretha, zijn moeder, en daarna van zijn vrouw. Op 7 juni 1481 gaat het naar Otto Coel voor Johanna Coels, bij dode van Hendrik, haar vader, na de dood van Elisabeth, haar moeder, te versterven in de boedel met 60 gouden Rijnse guldens voor Geertruida Coels, haar zuster.

Uit dit huwelijk:

1  Johanna Henricks Cool, overleden > 4 februari 1487. Gehuwd met Willem van Spithoven

2  Gerijt Henricksz Cool, schepen te Culemborg (1510-1514), rentmeester van het graafschap Culemborg (1511-1515), pothmeester (1519-1520), kerkmeester van de Sint Barbarakerk te Culemborg (1529), overleden > 14 november 1529. Gehuwd met Margriet Jans de Raet, overleden > 19 juni 1554

Melis Henricks Cool

4  Geertruida Henricks Cool, overleden 1506-1507. Gehuwd met Cornelis Eliasz, overleden > 14 februari 1486. Gehuwd met Johan Visscher, schepen te Culemborg (1507)

5  Gheert Hendricks Cool. Gehuwd met Oth Ottensz

6  Meth Koel. Gehuwd met Jan Petersz


106506  Jan Gerritsz Brouwer

Kinderen:

1  Catharina Jan Gerritsz Brouwer


106510  Aert Hermansz

Kinderen:

1  Janneken Aert Hermans


106512  Willem Ottensz, waarsman van Leerbroek en Middelkoop, zoon van Otto van Arkel, geboren ca. 1440, overleden 1494-1503

Gehuwd met

106513  Marigjen Evertsen, overleden > 1491

Op 19 juni 1476 is Willem, zoon van Otto bastaard van Arkel, beleend met een huis en hofstede en 2½ morgen in het gerecht Deil, bij dode van zijn vader.

Op 22 augustus 1485 is hij waarsman van het Leegeijnd van Middelkoop. Hij moet dan samen met de heemraden een molen laten maken met drie wachtholen. Als maker van die molen wordt ook Geryt Ottensen genoemd. Omstreeks 1493-1494 komt Willem in kleine betalingsmoeilijkheden. Het laatst wordt hij vermeld op 25 april 1494, wanneer hij 8 Rijnse guldens schuldig is aan Aelbert Aelbertsen. Op 11 augustus 1503 toont heer Jan van Heukelom ter herinnering volgens het memorieboek van Leerbroek, dat van de twee mergen die Willem Ottensen aan de pastorie van Leerbroek geschonken heeft, nog van 20 jaar 2 stuvers te ontvangen is. Het is niet geheel duidelijk of het dezelfde Willem Ottens betreft. In 1486 en 1491 wordt namelijk Marigjen, weduwe van Willem Ottensz, genoemd.

Uit dit huwelijk:

Claes Willem Ottensz

2  Ot Willemsz, kistemaker te Utrecht, overleden > 30 mei 1529

3  Adriaen Willems den Hartoch, bakker te Utrecht, overleden < 23 februari 1536

4  Jan Willemsz Zweijnen, heemraad en gezworene van Middelkoop, geboren ca. 1470, overleden 1542. Gehuwd met Adriaentgen Dircx

5  Jacob Willemsz, leenman van de hofstede Arkel te Leerbroek, geboren ca. 1475, overleden juni-juli 1541. Gehuwd met Jenneke Jan Jans


106514  Cornelis Jansz van Aefferen, zoon van Jan Pietersz van Aefferen en Esther IJsendaal, geboren ca. 1460, overleden > 1516

Kinderen:

Margriet Cornelis van Aefferen

2  Wijnant Cornelisz van Aefferen

3  Jan Cornelisz van Aefferen


106912  Roelof Heijmensz ‘dije Wijlde, richter (1433, 1434) en schepen (1436) van Everdingen en Zijderveld, heemraad op de Lingedijk of de Vijfheerenlanden (1452), zoon van Heijmen Boudewijnsz, overleden 1452

Gehuwd met

106913  Aleijt Keetelbantz, dochter van (?) Rolof Ketelbant. Gehuwd met Franck Mertensz

Links het zegel van Roelof Heijmensz met twee gekruiste bijlen.

Roelof pacht tussen 1423 en 1435 vier strepen land op Goilberdingen aan de dijk. Op 25 februari 1439 wordt hij beleend met 6 morgen land op Neder-Zijderveld. Op een onbekend datum draagt Roelof met zijn vrouw Aleijt en Jan Roelofsz met diens vrouw Beert twee morgen land over aan de kerk van Zijderveld.

Op 3 mei 1452 geeft Reijnolt, heer tot Brederode en Vijanen, burggraaf tUtrecht en heer ther Ameijden, volmacht aan Geraert heer tot Culenborch etc, om de helft van een halve hoeve land op Nedersijdervelt, hem opgedragen door Rolof Heijmansz, over te dragen aan wien hij wil.

Op 3 januari 1453 ‘des Guesdages na den heiligen Jairsdach’ erkennen Franck Mertensz en Aleijt Keetelbantz, zijn vrouw, dat jonker Gerardt, heer tot Culenborch etc, de schuld die diens vader had aan Roloff Heijmansz, den eersten man van Aleijt, ter zake van het schoutambt van Everdingen, voldaan heeft.

Uit dit huwelijk:

Heijmen Roelofsz

2  Jan Roelof Heijmensz, eigenaar van land op Lang-Bolgerijen en land op Neder-Zijderveld (1452), overleden 1459-1470. Gehuwd met Beert NN, overleden > 29 mei 1457


107216  Hermen van Blijenborch

Kinderen:

Melchior Hermensz van Blijenborch

2  (?) Balthasar van Blijenborch van der Gou, doctor in de medicijnen, geboren 1500-1501, overleden > 7 mei 1567


107218  Herman Goesensz van Riebeeck, hoeijmaker, zoon van (?) Goessen Willemsz van Rijebeeck, overleden > 1532

Gehuwd met

107219  Cornelia Jans, overleden > 1532

In 1532 Meijavont transporteren Herman Goesensz van Riebeeck die Hoeijmaecker, gehuwd met Cornelis Jansdr, een huis aan Jfr Elsabe Godschalckx weduwe van Winssen.

Kinderen:

1  (?) Marijgen Herman Goesens

2  (?) Joest Herman Goesensz, cleerschrijver


116480  Reinier Gijsbertsz van Langelaar, zoon van Gijsbert Reijniersz van Langelaar en Aleit Jan Hermans, geboren ca. 1432, overleden ca. 1511

Op 8 maart 1456 Jacob van Gaesbeeck beleent Reijner van Dashorst Gijsbertss met een hoeve te Woudenberch op de wetering, bij dode van Gijsbert zijn vader, waarna overdracht aan Dirk van Dashorst Gijsbertsz, zijn broer, met lijftocht van Gerberg, dochter van Gijsken Voet, diens vrouw, op de mindere helft. Hij zegelt op verzoek van de broers Arend en Dirk Wenbens, hun contract met de Heren van Oudmunster over de huur van de nabijgelegen Woudenbergse boerderij Egdom.

Op 9 juni 1480 Reijner van Langelaer wonend Rijnswoude deed besetten Tijlman van Cronenborch van Wesele c.s als ondersaten des hertochen van Cleve in verband met een Cleefsche rente.

Op 3 maart 1496 ‘sdonredages nae sunte Mathijs dach’ oorkonden Johan Gerijtz, schout van Renswoude van Diricx wege van Culemburch, Reijer van Langeler en Gijsbert Tijsz, landgenoten en buren, dat Jan Bloeme en Tuengen, zijn vrouw, verklaren schuldig te zijn aan Willam van Bloemenweert, rentmeester van het Sint Pietersgasthuis te Amersfoort, 75 gouden Arnoldusgulden te betalen in drie termijnen.

In 1506 ‘zaterdach na Mauricii’ Reijer van Dashorst te Rijnswou constitueert. 

Morgengeld Woudenberg. Carthuizerland: 1501 Reijer Gijsbertsz 25 schilden en 4 schilden, betaalt Volken Bot 29 schilden. 1511 Reijer Gijsbertsz 25 schilden en 4 schilden.

Kinderen:

1  Reijer Rijersz van Langelaar

Gerrit Rijersz van Langelaer


121856  Willem van Snellenberch, schepen (1466) en schout van Utrecht (1471), leenman van de hofstede IJsselstein, raad en rentmeester van bisschop van Utrecht, gildebroeder van de coorncopers, zoon van Peter van Snellenberch, geboren ca. 1420, overleden > 1481

Gehuwd met

121857  Margriet de Gruter

Op 17 juni 1440 is Willem van Snellenberg Pietersz beleend met 8 morgen land in de Achtersloot in het gerecht van de heren ten Dom. Op 17 oktober 1473 Pieter Trijn voor Jacob van Snellenberg Willemsz, zijn neef.

Op 5 oktober 1447 Voor Dirc van Zuelen en van Hermalen knape, heer te Zevender als voogd van Dirc van Zulen zijn zoen, leenheer, compareren Alfer van der Mije gehuwd met Jfr Jan van der Mije, Jfr Haze van der Mijedr droeg op de tiende van 5 hoeven in Jutfaas waarbij Jan en Hase afzien van lijftocht, compareren ook Jfr Beatrijs van Ruwiel gehuwd met Dirc van Santhorst dragen op id., op Alfer Jansz van Rodenborch, beheltelijk lijftocht van Mr. Jan Colentijer proest van Elst. Als Alfert sterft zonder kinderen komt het leen op Willem van Snellenberch.

In 1447 ‘donredages na Beloken Paesschen’ Jacob van Scerpenzeel, scout van Woudenberch, Johan van Wagensvelt, Arnt van Scaffelaer, Dirc Bor Henricss, Henric van Ghlinthorst, Gerijt van Garderen, Henric van Broechusen Willemsz, scepenen aldaar, compareren Jft Lutgaert die Henric Trinden wijf was, Jfr Alidt Henric Trindendr die hij had bij Ave Willemsdr van Weelde, Willem, Peter, Jfr Deijne, Stijne en Lutgaert Henrick Trindenkinderen bij Jfr Lutghaert voorschreven. Jfr Lutghaert geeft met Willem van Snellenberch, haar broeder, en de kinderen met hun magen van vierendelen etc aen Heijman Jansz ten behoeve van St. Cecilienconvent 6 morgen op Neder Eeckrijs.

Op 26 december 1454 is Willem van Snellenberg belendend aan land in Achthoven. 

In 1456 op ‘maendach na Onze Lieve Vrouwedach’ Pieter Zuermont van Hindersteijn, deken van de St. Pieter, Willem van Snellenberch, Jan van der Haer Gijsbertss en Loef van der Haer Gerijtss, seggers van beijde sijden, doen een segghen tussen Loef van der Haer en Jan van der Haer, gebroeders, en Jfr Celie van Amstel hoer suster.

Op 2 oktober 1462 Willem van Snellenborch geeigend op Claes Vaec op de huijsinge te Amerongen.

In 1466 ‘donderdach na St. Margrietendach’ Jan van Oudewater, schout van Utrecht, Willem Snellenberch, Beernt Aelbertss Proeijs, Jan van Blochoven en Vrederic de Voocht van Rijenevelt, scepenen aldaar, compareren Aernt de Bruijn, gehuwd met Fije, die gelooft Volcken Gelijss die brouwer dat wanneer Jan de Bruijn zijn broer weer in Utrecht komt, hij Aernt, aen hem Volcken de eijgendom zal geven van 2 morgen int Goij.

Op 22 augustus 1471 een testament, verleden voor schout van Utrecht Willem Snellenbergh, en schepenen Hendrik van Gente de jonge, Beernt Grawert, Johan Knijff, Lubbert de Wael, Ernst Taets van Ameronghen, Jan de Coninck Janszn, Ernst van Drakenborch, Alfer Ruijsch, Jan de Coninck, Willem de Bosse, Dirk Bor van Ameronghen en Pauwels van Malsen, waarbij Claas Jeliszn de Hoeijmaker en Wendelmoet, zijn vrouw, elkaar vermaken het vruchtgebruik van hun goederen.

Op 17 december 1471 oorkonden Willam van Snellenberch, schout, en Jan Kruijff, Jan de Coninck, Willam de Voss en Dirck Bor van Amerongen, schepenen van Utrecht, dat Tijman van Heersel en Alijt zijn vrouw hebben overgedragen aan heer Steven Witvoet, priester en vicaris in de dom, een jaarlijkse rente van 5½ pond uit een huis gelegen in de Gruterstege, dat Henrick Coep vroeger in erfpacht had en nu Heinrick Lambertssoen.

Uit dit huwelijk:

Jacob van Snellenberch

2  Marij Willems van Snellenberch, geboren ca. 1465, overleden 1540, begraven in de Buurkerk te Utrecht. Gehuwd in 1486 met Dirck Borre van Amerongen, gildebroeder van de gaauwerkers, overste ouderman (1475-1483), schepen (1471-1479) en burgemeester (1475, 1487) te Utrecht, geboren 1437-1438, overleden 1527, begraven in de Buurkerk te Utrecht